Het lijkt gebeeldhouwd reliëf, marmer, stof of blokken steen. Maar het is allemaal geschilderd. Trompe d’oeils – schilderijen die het oog misleiden – hebben al eeuwenlang een plek in kerkgebouwen. En dus ook in Haagse kerken.
In de Juffrouw Idastraat bevinden zich twee godshuizen die niet vanaf de straat zichtbaar zijn. Als je eenmaal binnen bent, tref je verschillende dingen aan die niet zijn wat ze proberen te laten zien.
Achter nummer 9 is een lange gang, met twee deuren die toegang bieden tot een verrassend grote ruimte – de verscholen oud-katholieke kerk uit de achttiende eeuw. Wie in de kerkzaal boven die deuren kijkt, ziet twee zogenoemde Witjes. Ze zijn geschilderd op de manier waarop Jacob de Wit in de achttiende eeuw trompe d’oeils vervaardigde: slechts in grijstinten, zó dat het lijkt alsof ze gebeeldhouwde reliëfs zijn. Op het ene Witje vereren engelen het Lam Gods. Op het andere staat een driehoek centraal – het teken van de Drievuldigheid, met in Hebreeuwse letters de Godsnaam.
Tussen de deuren is de doopkapel. Op de rijk versierde marmeren voet en schaal van de doopvont zit een deksel dat eveneens van marmer lijkt. Het is echter van hout – probeer het anders maar eens op te tillen als er gedoopt moet worden. Daarmee voorkwam men dat er een hijsinstallatie nodig was om het deksel van z’n plaats te krijgen, zoals kerken in Zutphen en Maastricht die hebben. Dat het hout kunstig gemarmerd is, valt de argeloze bezoeker niet op.
Eenzelfde fenomeen zien we in de zolderkapel op nummer 13. Dit schuilkerkje uit de zeventiende eeuw is de voorloper van de grote kerk op nummer 9. In de kleine ruimte staat een altaar dat van zwaar en robuust marmer gemaakt lijkt te zijn. Het is beschilderd hout. Wellicht ontbrak in die tijd het geld voor een marmeren altaar, maar ook zal zo’n massief blok te zwaar zijn geweest voor dit krakende zoldertje op drie-hoog-achter.
Dikke plooien
Ook in de veel later gebouwde Elandstraatkerk (eind negentiende eeuw) worden materialen nagebootst in schilderwerk. De zuilen lijken uit grote steenblokken te bestaan, door geschilderde voegen. In de kooromgang, de wandelruimte helemaal achter in de kerk, rondom het priesterkoor, hangen zware gordijnen in dikke plooien. Ze zijn in verf op de wanden aangebracht. Op deze plek begon men in 1907 met het beschilderen van de hele kerk, in 1912 was dat karwei voltooid. ‘Zelden zag men eene schildering zoo rustig en zoo stemmig, die tevens al de schone lijnen van het heerlijke gebouw tot haar volle recht doet komen’, zo schrijft iemand in een jubileumuitgave uit 1928.
Wie anno 2018 zijn of haar huis wil versieren met nepmaterialen, kan terecht bij de Haagse decoratieschilder Jan Berghuis. Hij imiteert marmer en hout, maar je kunt door hem ook je muur laten bespannen met een gigantische tijgervacht. Exemplaren van zijn trompe l’oeils zijn tentoongesteld in Museum Bredius, bij de expositie ‘Schoonheid misleidt’. Zoals: een boekenkast vol boeken die je er niet uit kunt halen, de achterkant van een schilderij dat zó aan een haakje lijkt te kunnen hangen. In de etalage van zijn werkplaats op Prins Hendrikstraat 82-84 staan en hangen meer voorbeelden.
Mocht er in een nieuw te bouwen kerk nog behoefte zijn aan eigentijdse trompe d’oeils: Berghuis kan ook uitstekend bubbeltjesplastic naschilderen.
Tekst: Margot C. Berends
Foto’s oud-katholieke kerk en Elandstraatkerk: Margot C. Berends
Foto perspectiefkast museum Bredius: Frouckje van der Wal