Wonder: Hij verklaarde mij voor gek

0
202

Op mijn zeventiende fietste ik naar Rome. Ik wilde mezelf bewijzen en mooie dingen zien. Maar ik was ook geboeid geraakt door pelgrimsverhalen over de antwoorden die ze op hun pad tegenkwamen. Nijpende levensvragen had ik stilletjes ook; mijn ouders waren in scheiding en vroeg me af, of je troost kunt vinden in een ultieme waarheid, liefdevolle aanwezigheid, een god. Eenmaal op weg overnachtte ik met zwervers op pleintjes, in kloosters met monniken, op stranden en in bergen. Geen nacht ging er voorbij, of ik kreeg een boodschap mee dat een antwoord vormde op een zingevingsvraag in de toekomst. De belangrijkste boodschapper is een spirituele vader geworden. Ik zocht een vaderfiguur, want mijn vader was afwezig.
In Rome kwam ik laat aan. Ik was platzak en geen klooster bood onderdak, want in de zomer waren veel religieuzen bij familie. Aan de oever van de Tiber zag ik dronkenlieden, daar wilde ik niet slapen. Huiseigenaren wilden me niet. Een urenlange zoektocht bracht mij tot een wanhoopsdaad, de eerste op mijn reis: een gebed tot God, op wiens nabijheid ik nu wilde vertrouwen, in wiens bestaan ik uit noodzaak koos te geloven. Meteen daarna vroeg ik de eerste voorbijganger om onderdak, hij droeg een boordje. Als het maar veilig was: een binnentuin of gang, overal wilde ik terecht. Hij bracht mij naar een kantoortje en stelde mij voor aan een vrouw, gekleed in wit en blauw. Ze nam mij mee naar een hotel, regelde wat bij de receptioniste, gaf mij Gods zegen en liep langzaam weg; maar toen ik mij snel omdraaide, was ze verdwenen.
Ik werd wakker in een vijfsterrenhotel met uitzicht op het Vaticaan. Bij het uitchecken vroeg ik de receptionist of de rekening betaald was. Kamer zeven is verrekend, antwoordde hij verbaasd. Zo enthousiast als in de zevende hemel, vroeg ik hem om de contactgegevens van de vrouw. Hij keek even in zijn computer en opnieuw verbaasd naar mij. ‘Welke vrouw? En welke receptioniste? Er heeft geen vrouw betaald en er was geen receptioniste.’ Na een ‘verdachtenonderzoek’ van een kwartier verklaarde hij me haast voor gek. ‘Bent u Elwin Verlinden? Dan heeft u € 190,00 betaald, mijnheer. Laat volgende keer wel een ID-nummer achter. Arrivederci.’
Wonderen overkomen ons, als we oprecht geloven dat iets moois of goeds ons kan toevallen. Misschien staat God daar achter – laat dat maar het mysterie blijven. Een collega heeft me laatst geleerd dat je op een dag 68 wonderen kunt meemaken als je besef hebt van al het mooie en goede. Dat maakt zelfs lijden dragelijk.

Elwin Verlinden