Op een reis door Roemenië verzeilde ik in de Karpaten. Dictator Ceaușescu joeg er niet alleen graag op beren, hij kwam er naar verluidt ook voor de bijzondere energie. De streek is woest en doordrenkt van mystiek.
Dat voelde ik ook, al was het moeilijk te benoemen. Maar het was zeker aanwezig bij het klooster van Brancoveanu, waar ik in het gastenverblijf onderdak vond op een sobere zolder. Hoewel, mystiek? Ik ergerde me aan de houding van sommige monniken, die rondliepen alsof ze de wereld in hun zak hadden. Met mijn gezelschap had ik hele discussies over religie. Die nam een overheersende rol aan in de Roemeense samenleving, dat moest ik goed begrijpen.
En er hing iets in de lucht. Soms stak er opeens een zuchtje wind op, op schijnbaar belangrijke momenten. Ik deed het af als suggestie, haalde mijn schouders op. Zoals ik wel vaker deed over het onderwerp religie, als ik me al niet liet verleiden tot boude uitspraken.
Op een ochtend moest ik schuilen voor een regenbui. Ik schoot een houten huisje van een verlaten vakantiekolonie in, zo’n soort primitief berghutje. Uit verveling maakte ik wat zelfportretten in de spiegel, het licht viel wel leuk.
Wat er toen gebeurde, heeft niemand ooit kunnen verklaren. Op mijn camera liep de teller bij het nemen van de foto’s niet terug, zoals hij hoorde te doen en daarvoor en daarna altijd heeft gedaan. Hij bleef steken op nummer 49, wat ik ook deed. Technisch gesproken, rationeel gezien, hoe je het ook wendt of keert – dit was volstrekt onmogelijk. Ik ging naar buiten: het hutje had nummer 7. Ik kan nog even doorgaan: negenenveertig is zeven maal zeven, op een eerdere foto op de zolder staat ook prominent het cijfer 7.
Het is een Bijbels getal, heb ik begrepen. Het staat voor compleetheid. Ik voelde me bepaald niet compleet die dag, mijn wereld schudde op zijn grondvesten. Daar ben ik bovenop, maar ik haal niet zo makkelijk meer mijn schouders op, noch doe ik al te boude uitspraken. Het is inmiddels zeven jaar geleden, trouwens.
Tekst en foto: Matthijs Termeer