‘Opstaan uit de dood’, zelfs de discipelen konden dat – vóór en na Jezus opstanding – niet begrijpen. En Matteüs vertelt zelfs dat enkelen tot het laatst toe twijfelden (Mt. 28:17). ‘Als er een wonder zou gebeuren, zou ik wel kunnen geloven’, hoor ik wel eens. Vergeet het maar, want zelfs in Jezus’ dagen hadden de tekenen/wonderen die Hij deed weinig blijvend gevolg.
Iemand schreef: ‘Bij het wonder komt de onbewuste angst: stel eens dat het waar was, dat zou ons rationele wereldbeeld totaal overhoopgooien.’ Maar wie door het wonder ‘geraakt’ wordt, kan niet meer dezelfde blijven.
‘Lees maar, er staat niet wat er staat’, schreef de dichter Martinus Nijhoff. Wie blijft steken in de zakelijke waarneming van de werkelijkheid, mist waar het om gaat. De houthandelaar kijkt anders naar een boom dan een achtervolgde dief of een natuurliefhebber. Er is geprobeerd de wonderen van Jezus te verklaren als een vorm van ‘psychotherapie’ avant la lettre. Anderen menen dat handoplegging, speeksel, een belangrijk suggestief element meedroegen (ook wel placebo-effect). En dat het bij de lijders geen organische aandoeningen betrof, maar hysterische klachten die zeer beïnvloedbaar zijn voor suggestie.
Binnen en buiten de kerk vinden we ook mensen die geen moeite met het wonder hebben. Ze verdelen onze werkelijkheid in twee ‘verdiepingen’: natuur en bovennatuur. Beneden gelden de natuurwetten, maar God staat daar boven en kan ingrijpen. (Boven)natuurlijk laat Hij/Zij de zon stilstaan, een bijl drijven, Jezus over het water lopen en wekt God doden op. Genezing is in deze opvatting pas een wonder als het bovennatuurlijk is. Rechtstreeks van God! Die opvatting van het wonder betekent bijvoorbeeld dat sinds Lourdes bestaat (1864), er door de R.-K. Kerk pas zeventig genezingen erkend zijn als wonder.
Het wereldbeeld van natuur en bovennatuur is echter vreemd aan de Schrift. Er zijn geen ‘natuurwetten’ waarin God ingrijpt: Hij is Heer over de natuur en de geschiedenis. Heel de wereld wordt volgens de kerkvader Augustinus in stand gehouden door God. Wonderen gaan niet tegen de natuurwetten in, maar ontspringen aan hogere wetten die we maar ten dele kennen. In wat wij als ‘wonder’ ervaren, een genezing, verzoening tussen vijanden, opstanding, wordt zichtbaar hoe deze wereld bedoeld is. De theoloog Bonhoeffer (1906-1945) heeft laten zien dat God steeds verder uit de werkelijkheid wordt teruggedrongen, als we hem zien als de ‘gatenvuller’ in onze kennis. Dan kiest de boer voor kunstmest en pesticiden in plaats dat hij bidt en dankt voor de oogst.
Natuurlijk is het wonder niet ‘natuurlijk’!
Het bijbelse wonder is onderdeel van de bevrijdingsgeschiedenis, waarin God en mensen samen op wonderlijke wijze zijn betrokken. We leven niet in een gesloten werkelijkheid: Gods werkelijkheid breekt bevrijdend en vernieuwend door!
Daar moet je oog en geloof voor hebben. Bij het wonder gaat het niet alleen om wat je ziet, maar om wat je ‘er in ziet’. In het evangelie van Johannes wordt daarom ook over ‘tekenen’ gesproken. Zij verwijzen voor de gelovige naar Gods heilrijke handelen. Iemand zei: ‘Het is een vergissing te denken dat er meer van God is in genezing door handoplegging, dan in genezing door een operatie’. Zegen of genezing kan niet ‘bewezen’ worden, net zomin als wij God kunnen ‘bewijzen’.
Ons geloof is trouwens geen garantie dat we wonderen zien gebeuren. Geloof is ten diepste vertrouwen dat God niet anders wil dan het heil, de genezing van mens en schepping. Hij laat ons niet ten onder gaan. Dat is een aangevochten geloof. De apostel Paulus schrijft dat Gods kracht in onze zwakheid volbracht wordt. Het is moeilijk, niets hebben, toch alles bezittend te zijn (2 Cor. 6:10). De weg van het gebed te blijven gaan, totdat er opengedaan wordt.
Alleen zo zal in ons de verwondering groeien over het leven dat sterker is dan de dood.
Rob van Essen