Zo’n dertig mensen zijn afgekomen op een avond in de Duinzichtkerk waar Kamel Essabane (docent islamitische godsdienst, filosoof en religiewetenschapper) en Marcel Poorthuis (hoogleraar, theoloog en publicist) spraken over de vraag of het in het christendom en in de islam wel over dezelfde God gaat. Na hun inleidingen was het tijd voor vragen en debat, waarbij bleek dat de polemiek die bij dit gevoelige onderwerp zo gauw om de hoek komt kijken, ook hier aanwezig was.
Poorthuis start zijn inleiding met een vraag: ‘Wie bepaalt, wie tot de ware God bidt?’ Zijn antwoord is dat iedere gelovige dat alleen zelf kan bepalen en hij zet daarmee de trend voor de avond.
De interreligieuze dialoog noemt hij ingewikkeld. Als voorbeeld haalt hij paus Johannes Paulus II aan, die veel heeft gedaan ten bate van die dialoog. Hierdoor is hij door aanhangers van het katholieke fundamentalisme wel de antichrist genoemd, waaruit blijkt dat zelfs binnen hetzelfde geloof stromingen bestaan die enorm van elkaar verschillen.
Hij noemt fundamentalisme een extreme vorm van geloofszuiverheid, waarin geen plaats is voor grensoverschrijding van religies. Neem het Amerikaanse protestantse fundamentalisme, dat floreert in een cultuur van angst voor moslims. ‘Mensen zijn er soms van overtuigd dat religie en geweld samengaan, terwijl iedere religie de opdracht heeft om de wereld beter te maken,’ zegt hij.
Vooroordelen onder christneen
Essabane begint zijn betoog met cijfers. Uit onderzoek blijkt dat 60% van de christenen vooroordelen heeft over moslims en 30% van de moslims over christenen. Is het noodzakelijk om overeenstemming te hebben over godsbeelden? Er zijn mensen die dat onnodig vinden, omdat we elkaar ook in het menselijke en het wereldse kunnen ontmoeten. Anderen vinden het wel nodig, doordat hun godsbeeld juist onlosmakelijk is verbonden met hun mens- en wereldbeeld. Je kunt er ook ja én nee tegen zeggen; er hoeft geen overeenstemming te zijn op alle punten, zolang het godsbeeld van de ander maar niet jouw vijand is.
De interreligieuze dialoog moet in zijn visie aan bepaalde voorwaarden voldoen, zoals gelijkwaardigheid. Door machtsverschillen kunnen mensen in de verdediging schieten. Essabane’s advies is om in de dialoog niet met de verschillen te beginnen, maar met de overeenkomsten, met dát wat mensen verbindt.
Hij noemt in zijn inleiding de openbare brief A common Word, die geschreven werd door 138 islamitische theologen. Een reactie op de Regensburgerlezing in 2006 door paus Benedictus, waarin hij verwijzingen naar de islam gebruikte die de theologen zagen als een interpretatie van de islam als een religie die ‘zijn leer predikt met het zwaard’. De brief is een handreiking naar de christelijke wereld om duidelijk te maken dat zij de gemeenschappelijkheid van de islam en het christendom -namelijk liefde voor God en de naasten- zien als de basis waarop de gelovigen het eens zijn met elkaar. De brief eindigt met ruimte voor verschil. De schrijvers laten het laatste woord bij God. Als God het had gewild, was er één gemeenschap geweest. God heeft ons op de proef willen stellen. Wij zouden alleen moeten wedijveren met elkaar in goede daden.
Hierop aansluitend vertelt Poorthuis een verhaal.
Een vader heeft een bijzondere ring met magische krachten die van de drager een goed en wijs mens maakt. Hij heeft drie zonen waarvan hij evenveel houdt. Als hij zijn einde voelt naderen, weet hij niet aan welke zoon hij die ring wil geven. Hij besluit twee precies dezelfde ringen erbij te laten maken. Als hij gestorven is, erven zijn zonen ieder een ring, maar weten niet wie van hen de originele ring heeft. Ze gaan daar over twisten en belanden uiteindelijk bij de rechter, die een uitspraak doet. ‘Het doet er niet toe wie de echte ring heeft. Ga naar huis en leef allemaal alsof je de drager van de ware ring bent en laat dat zien door je daden.’
Emoties
De polemiek die genoemd werd in de inleidingen, is ook aanwezig in het debat. Niet tussen Poorthuis en Essabane, die zijn het met elkaar eens dat we het in essentie hebben over één God, maar in het publiek is een spreker die zijn christelijke overtuiging combineert met devaluerende uitspraken over de islam. Terecht wordt dit niet getolereerd door de voorzitter.
Dit op zich kleine voorval geeft haarscherp weer hoe snel er emoties meespelen bij religieuze overtuigingen. Als een religie als een bedreiging wordt gezien, dan stuurt en beperkt het ons denken.
Essabane citeert ter afsluiting Anselmus van Canterbury die het goddelijke juist zo groot noemt: ‘Er is niets groters denkbaar dan God.’ Essabane vervolgde: ‘God is dichterbij dan je halsslagader, maar als je denkt dat je God hebt gezien, dan is dat God niet. God is altijd groter.’
Tekst: Jolly van der Velden