Sekswerk en mensenhandel worden ten onrechte vaak op één hoop gegooid. Dat staat in twee reacties op een artikel over slavernij en uitbuiting van prostituees (KDH 207). Sekswerk is een legaal beroep en moet ook op die manier behandeld worden, zeggen ze.
Het mei/juni nummer van Kerk in Den Haag besteedde aandacht aan het thema slavernij. Er kwamen twee reacties binnen bij de redactie. Eén van Karin Astrid Siegman (docente en onderzoekster arbeidsvraagstukken en gender op het International Institute of Social Studies (ISS) in Den Haag, en diaken in de Lukaskerk).
Zij schrijft: ‘Gezien de verschillen in bewustzijn over het slavernijverleden, de uitwerkingen ervan in het heden en de niet erg fraaie rol van de kerk erin was dit een belangrijke bijdrage aan het debat binnen kerk en maatschappij.
Maar hoe kwam er een stuk over sekswerk – een legaal beroep in Nederland – in die uitgave terecht? Waarschijnlijk omdat sekswerk en mensenhandel vaak op één hoop gegooid worden. En mensenhandel: is dat niet een soort slavernij? Vanuit dat perspectief worden sekswerkers vaak gezien als zielige slachtoffers op zoek naar redders.’
Zij vervolgt: Drie bijeenkomsten tussen sekswerkers en andere stadsbewoners tussen maart en mei schetsten een ander beeld van sekswerkers. Liberty, een nieuwe bond van sekswerkers in Den Haag, had de buurt uitgenodigd tot ontmoeting en dialoog. Naar voren kwam een beeld van vrouwen en transgender sekswerkers die actief betrokken zijn met het verbeteren van de omstandigheden waaronder sekswerk plaatsvindt. De aanwezige politieagent prees de effectieve samenwerking tussen politie, gezondheidszorg en organisaties zoals Liberty om problemen in de Doubletstraat op te lossen, geweld tegen te gaan en mensenhandel in de seksindustrie te voorkomen.’
Behoefte
De andere reactie kwam van Jaap van den Berg (hij ondertekent met ‘buurtbewoner’ [van de Doubletstraat, red.], was predikant, is kerkganger in de Lukaskerk).
Beide auteurs schrijven dat de gemeente Den Haag het sekswerk van het centrum naar het Schenkviaduct wil verplaatsen. Zij maken zich daar zorgen over: ‘De sekswerkers vrezen een daling van inkomsten en minder veiligheid.’
Van den Berg plaatst het beroep van prostituee in een bijbels perspectief. Op de eerste bladzij van het Nieuwe Testament staat in de lijst van Jezus’ afkomst de naam Rachab, een prostituee. ‘Wie weten wil of een maatschappij naar Bijbelse normen functioneert, mag meten of bepaalde groepen er te léven hebben’, schrijft Van den Berg. Hij doelt op de groepen die in de Bijbel staan: de armen, de weduwen, de wezen. En: ‘Merkwaardigerwijs hebben ook de hoeren in dat rijtje een plaats. Dat helpt niet alle prostituees de hemel in, het vertelt alleen iets over de kwaliteit van een samenleving.’ Hij vervolgt: ‘Hoe abject ik/wij het privé ook vinden mogen: prostitutie voorziet in een maatschappelijke behoefte.’
The first
Vanuit hun zorgen schrijft Van den Berg, mede namens Siegman: ‘Wij, twee mensen vanuit de kerk, stellen ons op als bondgenoten van de sekswerkers.’ Zij onderbouwen hun verhaal met een voorbeeld uit Zuid-Afrika: ‘Een methodistenkerk in Kaapstad heeft de Zuid-Afrikaanse samenleving op een sterke bondgenoot van sekswerkers attent gemaakt. Samen met sekswerkers zelf strijden zij tegen stigmatisering en discriminatie van sekswerkers – onder meer door een reuzebanner “Jesus was the first to decriminalise sex work” aan hun kerk te plakken.’
Siegman eindigt haar verhaal met: ‘Sekswerkers in Den Haag zijn op zoek naar bondgenoten, niet naar redders.’
Beide stukken zijn integraal te lezen:
1. Op zoek naar Bondgenoten
2. Rachab, een prostituee
Redactie Kerk in Den Haag
Op de foto: Werkkamer van een sekswerker aan de Geleenstraat. Foto van: Casaviola.nl