Drie jaar geleden publiceerde Kerk in Den Haag een artikel over misstanden in tehuis Groenestein. Veel lezers reageerden.
Groenestein was een tehuis op de Loosduinseweg waar tussen 1883 en 1971 uit huis geplaatste kinderen opgevoed werden. Het stuk was geschreven naar aanleiding van bevindingen van de commissie Deetman, over misbruik in r.-k. instellingen. Er wordt zo veelvuldig op het artikel gereageerd, dat je mag concluderen dat dit Haagse onderwerp bij de betrokkenen nog sterk leeft. Daarom volgt hier een bloemlezing. Van de twintig uitgesproken meningen waren er vijf positief.
‘Ik wil toch even kwijt, dat wij vreselijk goed zijn verzorgd door zuster Michael. Alleen maar een negatief beeld van de verzorging geven, vind ik niet juist. Wij (mijn vier zussen en ik) hebben een enorm fijne jeugd gehad op Groenestein. Tuurlijk heb je er rotte appels bij zitten, maar de goede verzorgers worden niet genoemd.’
‘Mijn zus is er voor de oorlog op school geweest. Er werd carnaval gevierd, je kreeg zakgeld naar leeftijd, goed te eten en veel persoonlijke aandacht. Kinderen konden regelmatig met de leden van de staf spreken over hun persoonlijke moeilijkheden, gezin, toekomst, enzovoort. Er was muziek, tv en je kon pianospelen, voetballen. Door broeder Jozef werd de Haagse Pop binnengehaald, er werd gedanst in de jaren 60.’
‘Ik heb daar met m’n zusje een half jaar gezeten, maar kan niet zeggen dat ik het slecht heb gehad.’
‘Ik was zanger in de band daar. Ik heb een fijne tijd gehad met de broeders. Geen slechte ervaringen.’
Matrasje
Er waren vijftien negatieve reacties. Een selectie.
‘Mijn vader heeft er gezeten als 3-jarig jongetje sinds 1935. Hij heeft daar een helse tijd gehad! Dat heeft zijn leven en dat van zijn eigen kinderen getekend.’
‘Het was niet pluis daar. Ik heb er ptts aan overgehouden. Nooit een kind kunnen zijn. Mijn mannelijkheid is mij volledig afgenomen.’
‘Ik was 3 jaar; het kruis staat nog in mijn achterwerk, en ik heb zat koude emmers water over me heen gehad!’
‘Je hoorde haar altijd lopen door de slaapzaal als zij naar bed ging, de non. Je was bang dat ze zag dat je nog wakker was. Er was altijd dreiging. De leidsters waren lief. Die wilden het niet op deze manier. Els, Mira en anderen. Nog steeds heb ik last van het tehuisleven.’
Iemands vader is er fysiek mishandeld: ‘Als jochie van een jaar of zeven had hij last van bedplassen. Niet zo gek als je moeder weg is en je van de ene op de andere dag in zoiets als Groenestein terecht komt. Mijn vader moest, met zijn natte matrasje boven zijn hoofd geheven, buiten lopen. Weer of geen weer.’
‘De tirannie kwam niet altijd van de leiding maar vaak ook door het ontbreken daarvan. Op dat moment konden de ouderen hun frustratie afreageren op de jongeren zoals ik met mijn 6 jaar.’
‘Mijn moeder heeft in de jaren vijftig zelf stage gelopen op Groenestein. Ze heeft er afschuwelijke mishandelingen gezien. Een verhaal is dat ze als stagiaire de regel moest handhaven dat kinderen iedere dag alleen op één moment mochten poepen.’
Tot slot een reactie van iemand die overwegend positief is: ‘Ik was daar zelf tussen 1947 en 1958. Zeker, het was niet altijd leuk maar ik heb een goede opvoeding gehad.’
Met het publiceren van de reacties wil Kerk in Den Haag recht doen aan de slachtoffers, maar ook aan de personeelsleden die het goede voor hadden met de kinderen.
Redactie Kerk in Den Haag