Kerk in Den Haag zet vrijwilligers in het zonnetje. Thea den Dulk was jarenlang diaken in Ypenburg en zet zich nog steeds in voor de Voedselbank. Dat is extra bijzonder omdat ze volledig blind is. ‘In Ypenburg kan alles.’
‘Mensgericht’, zo typeert Thea den Dulk zichzelf. Een doener. Het is dus niet vreemd dat zij tien jaar geleden gevraagd werd om diaken te worden in haar wijkgemeente Ypenburg. Zij en haar gezin kwamen er wonen toen de wijk nog één grote zandvlakte was. Thea was degene die luidkeels aan een overdonderde wethouder vroeg waar het kerkgebouw gepland was. En er kwám een kerk.
Tijdens het opbouwen van de wijkgemeente en het samen met anderen pionieren, kon Thea laten zien wat ze waard is. Anderen vonden het vanzelfsprekend om haar te vragen diaken te worden, maar zelf vond ze het bijzonder. ‘Er zijn zoveel andere mensen’, had ze gezegd.
‘Maar de toenmalige voorzitter van de kerkeraad zei: “Nee, we willen jou, want jij kunt een heleboel. Oké, sommige dingen niet, maar daar zoeken we een oplossing voor.” Dat typeert deze club: ze kijken vooral naar wat kán.’
Kratten lossen
Thea was gewend om geconfronteerd te worden met wat ze níét kan, want ze heeft een beperking: ze is blind. ‘Ja, dan zijn er onhandige dingen. Als diaken sta je aan de tafel van het Avondmaal. Die taak wilde ik liever aan een ander overlaten. Voor mij is het niet goed in te schatten wanneer er mensen voor me staan en ik de beker kan aanreiken. Dan moet ik maar afwachtend daar staan. Dat wil ik niet, want dan ben ik niet uitnodigend – en dat moet bij het ambt van diaken.’
Maar er zijn genoeg dingen die Thea wel kan. Notulen maken van de vergaderingen, uittrekseltjes van het jaarverslag, roosters van wie wanneer wat moet doen, voor een heel jaar het schema van de instellingswoorden van het Avondmaal opstellen, de zondagsbrief uitdelen, tijdens de dienst de bestemming van de collecte toelichten. Na tien jaar heeft ze onlangs afscheid genomen van het diakenschap. Maar de hoofdmoot die ze vanuit dat ambt deed, is ze blijven doen: haar werk voor de Voedselbank. Samen met een mede-diaken zette ze het uitdeelpunt in Ypenburg op en sindsdien is ze iedere donderdag daar in touw. ‘Ik houd bij wie er komen, of er genoeg pakketten zijn, ik doe de administratie, help met kratten lossen uit de auto en ben het eerste aanspreekpunt als de cliënten binnenkomen. Ik voel me er als een vis in het water, je bent zo diaconaal bezig. Uitvoerend werk, dat ligt me.’
De voorbeelden van plekken waar Thea vooral werd beoordeeld op wat ze niet kan, zijn schrijnend. Toen ze de pedagogische academie had gedaan en zich als werkzoekende meldde bij het arbeidsbureau, was de enige reactie van de ambtenaar: wat dacht u van een uitkering? ‘Toen ben ik opgestaan. De ambtenaar vroeg: wat gaat u doen? Ik zei: volgens mij ben ik bij het verkeerde tafeltje, ik zoek een báán. De ambtenaar zei: u denkt toch niet dat u voor de klas kunt? Ik zeg: denkt u dat ik mijn akte zomaar heb gekregen?’ Thea werd onderwijzer op een school voor blinde en slechtziende kinderen, wat ze vijftien jaar deed.
Helemaal niets
Een pregnant verhaal is hoe ze in een ander deel van Den Haag voor het eerst naar de wijkkerk ging. ‘Ik kwam binnen met m’n stok. Dan ga je maar een beetje op het geluid af. Daar stond iemand bij de deur, die gaf me een liturgie en zei alleen: alstublieft. Niet: kunt u het vinden? Helemaal niets. Ik heb een bank gevonden, ben gaan zitten, niemand sprak me aan. Ik ben weer weggegaan en ben nooit meer teruggekomen.’
Ypenburg is gelukkig anders. ‘Ik hoef me bijvoorbeeld nooit ongerust te maken of iemand me meeneemt naar het Avondmaal. Dat gebeurt gewoon. Evenals het op zaterdagavond doorgeven van de liturgie, zodat ik me kan voorbereiden. Mensen fietsen mee op de tandem. Ik houd van die gezamenlijkheid, de vanzelfsprekendheid dat je er bent en dat je gewoon meedoet. Op jouw manier. Iedereen is welkom. Alles kan, en daar voel ik me helemaal bij thuis. Ik heb bij deze kerkgemeente nooit het gevoel dat ze me ontzien. Dit is een warme gemeenschap waar iedereen zichzelf kan zijn. Het is hier echt: practice what you preach.’
Tekst: Margot C. Berends