Na het kerkasiel spreekt de kerk weer een woordje mee

0
320

De vasthoudende mensen van het kerkasiel in Bethel hebben indirect het kabinet gedwongen een andere koers in te slaan. Dat is nogal wat. Wat betekent deze ‘opstand’ voor de verhouding tussen kerk en staat?

Een godsgeschenk voor het imago van de kerk. Dat was mijn eerste inval toen het kerkasiel voor het gezin Tamrazyan in buurt-en-kerkhuis Bethel van start ging. Een continue kerkdienst, die enkele maanden – ruim 3.200 uur – heeft geduurd. En die belangstelling van over de hele wereld trok. Met een mooi resultaat.
Tot nog toe hielden weldenkende mensen de adem in als de kerk weer eens in het nieuws kwam. Verhalen over seksueel misbruik aan rooms-katholieke zijde. Achterhoedegevechten over homoseksualiteit in orthodox-protestantse kring. Geen onderwerpen om trots op te zijn.

Chinees theater

Het is opvallend dat het fenomeen kerkdienst zoveel harten sneller deed kloppen. De New York Times interviewde een Haagse vrouw die vertelde hoe zij in de Bethelkapel verzeild was geraakt. ‘Ik ben niet godsdienstig, maar toen ik dit hoorde, zei ik tegen mijn man: “Don’t be shocked, but I want to go to church.’
Opmerkelijk, want kerkdiensten waren nota bene door voormalig PKN-secretaris Arjan Plaisier nog niet zo lang geleden neergezet als voor ongelovigen onbegrijpelijk ‘Chinees theater’. Nu greep de kerk terug op een vorm die allesbehalve achterhaald blijkt te zijn. Met dank aan een wetsbepaling, dat de overheid geen kerk mag binnentreden tijdens een godsdienstoefening. Die bescherming vloeit voort uit de grondwettelijk vastgelegde godsdienstvrijheid.

Een wettelijk anker heeft het kerkasiel dus mogelijk gemaakt. Voorspelling: het wachten is op een politieke partij die deze bevoordeling van kerkelijke gebruiken ter discussie stelt. Dat is eerder met meer of minder succes gebeurd met andere restanten van traditionele publieke bescherming voor godsdienstige uitingen (zondagsrust, service bij ledenadministratie).
En dit vertoon van burgerlijke ongehoorzaamheid groef nog een tandje dieper, en kon dus – terecht – op veel aandacht rekenen. ‘Opstandige christenen’, noemde televisiemaker Tim Hofman (die het asieljongetje Nemr naar de Tweede Kamer bracht) de Bethel-gangers. In zijn toon klonk respect. Want mede dankzij hen, met als voorvechter Rein Willems (bestuursvoorzitter van Stek, de uitvoeringsorganisatie van de Haagse Diaconie en voormalig CDA-senator) ging het CDA overstag; en daarmee uiteindelijk het kabinet.

Niet voor onderonsjes

De oogst van de marathon in Bethel: de kerk spreekt weer een woordje mee. Voor het eerst sinds tijden werd weer gediscussieerd over haar maatschappelijke rol. Het is tekenend met welke woorden Theo Hettema, voorzitter van de Haagse protestantse gemeente, het kerkasiel inkaderde. Dat was: de christelijke hoop levend houden, ruimte bieden aan het recht om te hopen. Anderen wilden dat de overheid meer barmhartigheid met asielzoekers betoonde – ook een gebeeldhouwd bijbels woord.
Maar woorden als ‘hoop’ en ‘barmhartigheid’ zijn niet voor onderonsjes bestemd. Ze klinken door in de publieke ruimte. Dat verklaart de gevoelens van ongemak waarmee de mega-kerkdienst werd beschouwd, ook binnen de kerken. Zeker, er kwamen zo’n duizend enthousiaste voorgangers van allerlei pluimage naar Den Haag en vele duizenden bezoekers, van Delfzijl tot Maastricht. Maar anderen bleven twijfelen of ze in Bethel niet de rechter voor de voeten liepen. Predikant Frans Willem Verbaas uit Heusden ging pas overstag nadat hij met een groepje catechisanten als ‘verspieders’ naar Den Haag was gereisd. Pas daarna meldde hij zich aan. Anderen bleven bij hun standpunt: een kerkdienst mag geen politiek drukmiddel worden.

Vredesdiensten in de DDR

Het werd hoog tijd dat dit debat weer eens werd gevoerd. Juist de scheiding van kerk en staat biedt ruimte de overheid kritisch te bevragen. Het calvinistische ‘recht van opstand’ tegen een onrechtvaardige overheid speelde een rol in de Tachtigjarige Oorlog én tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het communistische regime van de DDR implodeerde in 1989 mede dankzij vredesdiensten in Berlijn en Leipzig. We waren op alle vormen van verzet voorbereid, zeiden de DDR-ministers later, behalve op gelovigen die zaten te bidden en kaarsen aanstaken.

Zo worden de woorden van landelijk PKN-secretaris René de Reuver begrijpelijk, die na afloop van het asiel het Armeense gezin dankte ‘voor wat ze ons gegeven hebben’. Namelijk: de gevluchte mensen in de oude kosterswoning van Bethel hebben de kerk met succes uitgenodigd over zichzelf na te denken. Niet ergens in een afgeschermd zaaltje, maar in het volle licht, in het regeringscentrum van het land, in de ‘stad van vrede en recht’, en met ‘onbegrijpelijke’ publieke bijeenkomsten.

Door Jan Goossensen
Foto: schilderij van Marjolijn Esser. De vogel (feniks) rijst op uit zijn eigen as.