Tijdens een weekje alleen weg zie ik op zondagmorgen dat mijn Toscaanse onderbuurvrouw netjes gekleed en met een bos bloemen de deur uitstapt. In een reflex open ik de deur van mijn appartementje en breng ik op vragende toon een woord uit dat lijkt op Chiesa: kerk. Ze knikt en maakt een uitnodigend gebaar. Samen lopen we naar het piepkleine kerkje, even verderop, waarvan ik eigenlijk dacht dat het niet meer in gebruik was.
Ze schikt de bloemen in een vaas bij Maria, koopt een kaars, kust het muntje waarmee ze de kaars betaalt en steekt hem aan. En wijst dat ik naast haar en haar vriendinnenschaar mag zitten.
Ik versta niets van de preek, behalve de woorden Martha (bij wie de pastoor een woord gebruikt met een hoop rollende erren erin, het klinkt nogal druk) en Maria (bij wie hij hoofdschuddend en met nadruk zegt: niente). Ik snap ten minste waar de tekst over gaat. Elkaar vrede toewensen (‘pace’) lukt mij ook.
Op de terugweg maak ik met handen en voeten duidelijk dat ik de woorden Maria en Martha herkende. Zij lacht en zegt: e Gesù! O ja, het Italiaans voor ‘Jezus’ had ik ook opgevangen.
Thuis stuur ik een appje naar het thuisfront. Per ommegaande krijg ik een appje terug: ook manlief heeft die ochtend over Maria en Martha gepreekt. Leve het leesrooster!
Ik voel opeens een sterke verbondenheid met ál die kerken en kerkjes, waar wekelijks tegelijk dezelfde tekst klinkt. Ontroerend.
Tekst: Margot C. Berends