Op de terugweg van een ziekenbezoek ging ik onderuit op een trap van station Schiedam. Zo werden de rollen razendsnel omgedraaid. Van een helper was ik ineens de geholpene. Wel drie behulpzame mannen snelden toe.
‘Kunt u opstaan?’, zei iemand. ‘Vergeet het maar’, schreeuwde mijn enkel. Ze hesen me op en ik hing, staande op één been aan de leuning. Twee geüniformeerde beambten kwamen er ook bij en vroegen of ze een ambulance moesten bellen. ‘Graag een stoel’, zei ik.
Barmhartige Samaritanen in overvloed, bedacht ik thuis aangekomen. Zonder ambulance, hinkend en steunend op mijn echtgenote, had ik op mijn eigen risico bezuinigd. Zij noemt dat eigenwijs. Maar daar ben je een man voor.
Ik geneerde me trouwens ook voor al die warme aandacht, want zo’n verzwikte enkel is slechts een licht ongemak. In de nabije kring heeft verval en dood nogal huisgehouden de afgelopen zomer. We waren een beetje mantelzorgers voor een buurvrouw, die al jaren in reservetijd leefde. Toen ze ’s nachts uit bed viel, was dat de aankondiging van het eindsignaal. Een goede vriendin had al enkele jaren Alzheimer, opname in een verpleeghuis was onvermijdelijk. Haar man huilde een hele nacht. Gelukkig zijn er voor hem ook behulpzame handen en oren, maar de pijn van het gemis blijft.
In de week dat ik een beetje meelij met mijzelf zat te hebben, mailde mijn zwager ‘geen goed nieuws’. We trekken al een leven lang samen op en tegen zijn kwaal is geen kruid gewassen. Hoop ik nu op een wonder? Heb ik er niet tientallen jaren voor gepleit dat ziekenzegen en ziekenzalving een plek krijgen in de kerk? Jazeker.
Gelukkig is daar op veel plaatsen in de protestantse kerk ruimte voor. En ik weet uit ervaring dat gebed veel vermag. Soms word je stil van verwondering. Dan raakt de geest van God een mens aan en geeft draagkracht of herstel. Artsen zijn hier – ook die niet geloven – bondgenoten van de Eeuwige. Soms komt er ruimte voor aanvaarding dat het leven voltooid is, hoeveel plannen iemand ook had.
Tijdens de conferentie die ik in de Verenigde Staten bijwoonde deze zomer, bad een ‘evangeliste’ voor rechterknieën en rechteroor-problemen – gezien de gemiddelde leeftijd van de aanwezigen te verwachten ongemakken. In een wereld waarin Alzheimer en kanker voortwoekeren, stemde mij dit treurig. Wat is dat voor een beeld van God dat de buitenstaander hier krijgt. ‘Die al uw krankheden geneest’, lezen we in de psalmen. Wat niet betekent dat we gevrijwaard zijn van de slijtage van ons lijf. De bijbelschrijvers weten ook van ‘kwade dagen’, van ziekte die niet wijkt, van vervolging en (te) vroege dood.
In een triomfantelijke genezingstheologie wordt God alleen opgemerkt in het miraculeuze. Maar in de ‘spiritualiteit van beneden’ (Anselm Grün) is de Eeuwige aanwezig in onze vragen en twijfels en wordt Hij/Zij ervaren in een briefkaart, een slok water of een lied dat je tot tranen beweegt.
Het wonder bij uitstek is dat de Eeuwige ervoor gekozen heeft geen buitenstaander te zijn. Hij brekebeent met ons de nieuwe schepping in.
Tekst: Rob van Essen