Als je niet oppast, kun je het woord ‘vreemd’ alleen maar negatief opvatten. Een rondcirkelende gedachtegang over dat vreemde begrip ‘vreemd’.
Het is niet zo vreemd dat het woord ‘vreemd’ behalve een neutrale ook een negatieve betekenis heeft. Volgens het woordenboek is het ‘wat niet tot de eigen kring behoort’. En: ‘niet bekend’. Onbekend maakt vaak onbemind, en dus heeft het woord ‘vreemd’ ook de connotatie van ‘raar’, ‘zonderling’ gekregen.
Voor mijn werk maak ik regelmatig reportages op plekken waar ik normaliter niks te zoeken heb. Zo bezocht ik een repetitie van het Residentie Mannenkoor, een samenkomst van De Christenvrouw en een maaltijd van het Straatpastoraat. Totaal verschillende populaties. De constante factor bij dit soort bezoekjes is dat de aanwezigen van alles gemeen hebben, en dat ik in die club de opvallende figuur ben. Ik wijk af. Ik heb een rok aan of juist een lange broek, ik zit met pen en papier op schoot. Ik ben anders. Ik ben vreemd.
De grap is dat ik daar zit om te schrijven over waarom deze club anders is dan andere groepen. Waarin vallen ze op? Wat vind ik vreemd – vanuit mijn perspectief gezien? Welke rituelen, gewoontes en kledingcode kent men, welk jargon wordt hier gebezigd? Waarin zijn ze afwijkend? Let wel: afwijkend van míj.
De ene groep is niet anderser anders dan de andere. Ik kan niet zeggen dat ik het ene gezelschap vreemder vind dan het andere. Eigenlijk zijn al die mensen en groepen allemaal even… even gewoon, even gek, even vreemd. Even normaal. De groepsleden gedragen zich allemaal volgens de norm van hun eigen groep. Ikzelf ben binnen die groep de vreemde, de abnormale.
In mijn jeugd hing er een poster op school met de slogan: ‘Heb jij wel eens een normaal mens ontmoet? En, beviel het?’ Als we in een groep zitten die (nog) niet de onze is, en we ons dus ‘abnormaal’ kunnen voelen, is het goed om dat voor ogen te houden. Ook als wij anderen treffen die we niet als ‘normaal’ ervaren, relativeert dat. We zijn immers allemaal vreemdelingen, ieder onze eigen beurt.
Wat zijn vreemdelingen? Volgens de wet is een vreemdeling gewoon ‘iemand die niet de Nederlandse nationaliteit bezit’. Vreemdelingen zijn hier vreemd, dat wil zeggen – ze kennen de weg hier niet. Nog niet. Sommige mensen vinden hen vreemd, dat wil zeggen – ze vinden de vreemdeling raar. En op hun beurt kunnen de vreemdelingen de Nederlanders maar een vreemd volkje vinden, met de bekende koekjestrommel en de gordijnen wijd open.
Het woord ‘vreemdeling’ vind ik eigenlijk een naar woord. Het plaatst een muur tussen die ander en mij. De ander is de vreemde. Er klinkt een waardeoordeel in door. Maar ook als je dat – negatieve – waardeoordeel er niet in zou horen, is er sprake van een scheiding tussen de vreemdeling en de ‘niet-vreemdeling’. En wie is eigenlijk de vreemdeling, bijvoorbeeld in een ruimte met alleen asielzoekers en één Nederlander?
Angst voor de vreemdeling is helaas een verschijnsel van alle tijden. Xenofobie. Angst die gemakkelijk in haat overgaat.
De winkelketen Xenos heeft haar naam ontleend aan dat Griekse woord voor ‘vreemd’. Vroeger waren die winkels duister, geheimzinnig, ze verkochten alleen voorwerpen uit verre landen. Tegenwoordig koop je er doodgewone huishoudspullen. Is de vreemdheid onderhevig aan inflatie? Wat is er dan veranderd, zijn de spullen minder vreemd geworden of ben ik de spullen minder vreemd gaan vinden?
Misschien is dat een schone taak: het vreemde niet meer vreemd vinden, het vreemde leren kennen zodat het niet meer vreemd is. Er op af stappen.
‘Tis een vreemdling zeker, die verdwaald is zeker, kzal eens even vragen naar zijn naam.’
Margot C. Berends