De toekomst is aan religieuze ondernemers, die nieuwe ‘service-kerken’ aan de stad presenteren. Laat ook in Den Haag duizend bloemen bloeien, schrijft Jan Goossensen.
De kerk heeft vele gezichten. Er zijn gebouwen. En er zijn de groepen: mensen die elkaar kennen – soms al tientallen jaren – en zich dapper omschrijven als ‘Gods volk onderweg’. Maar wat dat voor merkwaardig volkje is, en hoe de verhoudingen onderling liggen, daar heeft een buitenstaander vaak geen idee van. Logisch, omdat kerken dikwijls werken in het verborgene en geen duidelijke doelstelling hebben – ze bestaan nou eenmaal. En als ze al een ‘mission statement’ hebben, is dat vaak zo veelomvattend of toch weer in geheimtaal geschreven, dat je er alle kanten mee uit kunt.
Oase in woestijn
We beleven het einde van een tijdperk. Tot nog toe, eigenlijk de gehele twintigste eeuw, leken kerken organisatorisch op overzichtelijke verenigingen. Zoals de hele maatschappij overzichtelijk was. Er waren besturen, samengesteld uit burgers met een groot verantwoordelijkheidsgevoel. En er waren betaalde voormannen in loondienst, die de zaak draaiend hielden. Met elkaar richtten ze zich op de leden, de min of meer anonieme massa die de kaartenbakken vulde.
Sinds de revolutionaire jaren zestig ontwikkelde zich de ‘mondige gemeente/parochie’. De domineeskerk werd een kerk van vrijwillige krachten en werkgroepen. Nieuwe taken dienden zich aan. Kerken gingen zichzelf zien als ‘herberg in de stad’, of ‘oase in de woestijn’, of als verlichte ‘stad op de berg’, of als ‘kerk voor de armen’. Het aantal leden dat zich vrijwillig meldde voor klussen, groeide spectaculair. Een Amsterdamse socioloog constateerde op een goed moment dat vrijwel ieder lid actief lid was geworden. Gelovigen die rustig op de achterste bank zaten te ‘consumeren’, bestonden niet meer. En als ze toch nog werden ontdekt, werden ze direct in hun nekvel gepakt: meedoen jij!
Op goed geluk
Twee mensen hebben aan het begin van deze eeuw een mooi etiket geplakt op de nieuwe maatschappelijke verhoudingen, inclusief de plaats van de kerk. Het zijn de Poolse socioloog Zygmunt Bauman en de Britse anglicaanse theoloog Pete Ward. De Tilburgse godsdienstsocioloog Erik Sengers is de bezorger van hun gedachtegoed in Nederland. Kernwoord van de nieuwe tijd is ‘vloeibare moderniteit’. De kerk is steeds meer op een netwerkorganisatie gaan lijken en is ‘vloeibaar’ geworden. Wie die woorden tot zich laat doordringen, ziet onvermoede toekomstkansen voor de kerk anno 2020. Vooropgesteld dat de organisatie wordt aangepast.
Gelovigen die alleen consumeren: ‘Meedoen jij!’
Kenmerk van de vloeibare kerk is, dat de kijkrichting wordt omgedraaid. Uitgangspunt is niet alleen wat de ‘zender’ voor ogen heeft, maar ook en vooral wat de ‘ontvanger’ verlangt. Kerkmuren zijn allang vervaagd. Niet zo verwonderlijk, want de spirituele behoeften van de trouwe gelovigen zijn tegenwoordig net zo gevarieerd – en net zo diffuus – als die van de overige stadgenoten. Voorbij is de tijd van de kerk als besloten vereniging, waarvan de leden trouw hun contributie betalen op straffe van royement. Nee, de bezoeker die zo maar op goed geluk binnenwandelt tijdens een van de vele momenten dat de deur open staat, is voortaan net zo’n gewaardeerd parochielid als de geharnaste vergadertijger. ‘Volksgeloof’, een begrip dat lange tijd bij de kerkelijke elite afgrijzen opriep, is geen scheldwoord meer.
Kilo’s papier
Van strakke ledenorganisatie verandert de kerk in een ‘service-instituut’. De moderne kerk verleent, populair gezegd, diensten – een oud woord in een nieuw jasje – gericht op stadgenoten met uiteenlopende mate van betrokkenheid. Komt u hoofdzakelijk voor de koffie? Prima. Of wilt u luisteren naar muziek, of een goed gesprek met een pastor of psycholoog? Gaan we regelen. Zo’n mentaliteit stelt wel nieuwe eisen. Dus ruim baan voor kleinschalige initiatieven, gericht op mensen met uiteenlopende leefstijl, spirituele behoeften, leeftijd, sociale weerbaarheid, culturele oriëntatie. En graag afscheid van overleefde bureaucratische modellen, gericht op bestendiging van de status quo, die alleen maar tot frustraties en kilo’s papier leiden. De toekomst is aan dwars denkende pioniers, religieuze ondernemers, die al netwerkend geprofileerde kerken aan de stad presenteren. Niet voor de eeuwigheid, tien jaar is al mooi genoeg. Laat ook in Den Haag duizend bloemen bloeien.
Tekst: Jan Goossensen