We maken van jongs af aan keuzes. Soms instinctief, soms beredeneerd. En soms maak je een keuze die tegen je gevoel en de logica ingaat. Alsof je door ‘iets’ of ‘iemand’, God (?) geleid wordt. Naar een taak die jou later pas duidelijk wordt.
Daaraan dacht ik bij het zien van het schilderij ‘De kroon van de farao’ van Jan Steen in het Mauritshuis. Hij schilderde dit net zo uitbundig als veel van zijn profane werken.
Het tafereel speelt in de tijd van de slavernij van het Joodse volk in Egypte. Omdat de farao bang was dat het volk te groot werd, gaf hij opdracht alle pasgeboren Joodse jongetjes te doden. Om dit te voorkomen, was Mozes door zijn moeder in een biezen mandje gelegd aan de oever van de Nijl, precies op de plaats waar de dochter van de farao zich dagelijks baadde. Deze prinses vindt het biezenmandje en de baby. Vertederd neemt ze hem mee, hoewel ze weet dat het een Joods jongetje moet zijn. Zo groeit Mozes als peuter op aan het koninklijke hof. Je leest het in Exodus hoofdstuk 1 en 2.
Vurige kooltjes of gouden juwelen
Over zijn tijd als kind aldaar vinden we niets in de
Bijbel. Maar wel in de Joodse traditie, zoals in de ‘Midrash rabba Exodus’. Daarin wordt het zeer populaire verhaal
verteld dat Mozes op een keer op de schoot van Farao speelt. Hij pakt ondeugend
diens kroon en gooit deze op de grond. Daarbij breekt het beeldje van de godin
Astarte eraf. Farao vreest dat dit een teken is dat hij aan Mozes zijn troon
zal verliezen en vraagt zijn astrologen om advies. Eén van hen – de man links
naast de farao – stelt voor om hem te testen.
Aldus gebeurt. Een jonge bediende links onderaan zet een schaal met gloeiende
kolen én een buidel gouden juwelen voor Mozes neer. Mozes ‘kiest’ – volkomen
onlogisch natuurlijk – voor een gloeiend kooltje (volgens sommige versies van
het verhaal gestuurd door een engel)en
steekt dat in zijn mondje, waardoor hij zijn hand en tong verbrandt.
We zien op het schilderij de huilende Mozes, die getroost wordt door de prinses
die verwijtend naar haar norse vader kijkt. Op de achtergrond heeft Jan Steen
er ook nog een verbaasde Joodse priester en een ingekeerde ‘oudste’ als
getuigen bij geschilderd. Om het verhaal als betrouwbaar kracht bij te zetten?
Geroepen tegen wil en dank
Dat Mozes een vurig kooltje koos, is dus onlogisch, maar wijst vooruit naar de toekomst. Want eenmaal volwassen zal hij door God worden geroepen om de macht van farao (en zijn goden) te breken en het volk Israël uit de slavernij van Egypte te leiden. Als het zover is, protesteert Mozes daar heftig tegen: Hij kan slecht spreken. De oorzaak ligt volgens dit verhaal dus in de ‘vuurproef’ die hij als kind onderging. Toch gaat hij, al is het tegen wil en dank. Waarom? Omdat hij diep in zijn hart vertrouwen voelt: God zal er bij zijn, kome wat komt.
‘Niet ik, maar God in mij’
Dit doet me denken aan Dag Hammarskjöld, die in de jaren ’50 secretaris-generaal van de VN was. Hij was ervan overtuigd dat zijn inzet en zijn succes in zijn werk niet zijn eigen verdiensten waren, maar te danken aan de werking van God in hem. Zoals hij in zijn dagboek schreef : ‘Je bent niet de olie , je bent niet de lucht – Je bent slechts het punt van ontsteking, de luciferkop, waar de vlam ontstaat. Je bent slechts de lens waarop de lichtstraal valt. Als lens kun je het licht alleen maar ontvangen, in je opnemen en teruggeven’.
En ergens anders nog kernachtiger: ‘Niet ik, maar God in mij’.
Tekst: John Batist, gepensioneerd pastoraal werker.