In-Druk: Opstaan, geloven we dat wel?

0
369

In mijn Amsterdamse jaren (1990-1992) bezocht ik een aantal ‘inloophuizen’. Het was in het kader van een onderzoekje naar ‘urban mission’: hoe ben je kerk in de stad? Gastvrije plekken waren het, meestal in buurten waar mensen het niet breed hadden. Een kop koffie, een luisterend oor en een potje dammen.

Ontstaan vanuit een kerkelijke gemeente, bleek de staf van zo’n project huiverig ‘iets met geloof’ te doen. Stel dat ze denken dat we uit zijn op ‘zieltjes winnen’. Trouwens, ‘kerk’ was uit. Het ging om ‘anonieme presentie’. Maar de gasten, gebutst door het leven, hadden geen boodschap aan die wonderlijke scheiding tussen ‘geestelijk’ en ‘diaconaal’. Ze kwamen met levensvragen aan de bar en vertelden onder het biljarten dat Jezus oké is. ‘Kun je hier ook ergens een kaarsje aansteken?’ was de volgende vraag. En zo zag je, de christelijke verlegenheid ten spijt, dat er een ‘stiltehoekje’ of kleine kapel werd gecreëerd.

Iemand die er voor had doorgeleerd, schreef eens dat ‘de mens een religieus dier’ is. O ja, er is veel foute religie en Jezus lost niet al je problemen op. Maar ónze argumenten tegen God – ellende in de wereld, kanker, rampen – maken in de rafelranden van de wereld weinig indruk.

Nooit heb ik mensen meer troost en kracht uit hun geloof zien putten dan in de aardbevingsgebieden in Zuid-Italië. Bij ‘Tot Heil des Volks’ in de Amsterdamse Jordaan zongen junkies uit volle borst ‘Welk een vriend is onze Jezus’. Want in een wereld waarin je afgewezen wordt en op je hoede moet zijn, is een goede vriend nooit weg.

Onlangs in de trein, schuin tegenover ons, blikje bier paraat, luidruchtig, een minder geachte reiziger. Hij zag mij kijken en vertelde dat het hem goed ging! ‘Gelukkig heb ik God, want anders ging ik naar de kl*te.’ Ik knikte instemmend. De Eeuwige is er voor mensen in wankel evenwicht. Misschien ervaren keurige mensen daar zo weinig van omdat ze alles onder regie denken te hebben. Het is een ramp dat ze zelfs copyright claimen op Jezus en zijn woorden.

Jezus, de garant van voorspoed en gezondheid, schild tegen ongeloof en onfatsoen. En wie zien we opleven als ze door Jezus (aan)geraakt worden? De collaborateurs met de bezetter, een geüniformeerde vijand, dames van de Wallen, besmettelijke zieken, psychisch ontregelden.

In het diaconaal centrum waar ik gastheer probeer te zijn, moet ik soms moeite doen niet over ‘geloof’ te praten. Dat komt misschien door mijn badge met ‘pastor’. Maar toch, dan gaat er een wat verwarde man naast mij zitten en vraagt: ‘Wil je voor mij bidden?’ En te midden van het geroezemoes leg ik een hand op zijn schouder en verwoord zijn vraag. ‘Dank je wel, ik voel me een stuk beter.’ En hij loopt naar de bar voor een kop koffie. Aan ‘zieltjes winnen’ doe ik niet, maar ik weet dat er een boel arme zielen zijn. Geestelijk, materieel, sociaal tegen de vlakte. En toch hebben velen een besef dat opstaan niet onmogelijk is. Geloven we dat ook niet in de kerk?

Tekst: Rob van Essen