Met Pasen klonken er dit jaar minder ‘halleluja’s’ dan anders. Hoe nu toe te leven naar Pinksteren? Eerst maar bidden, aldus Jezus tegen zijn leerlingen. En luister naar elkaars dromen, stel je open voor wat je voor onmogelijk hield.
Dichter bij een Paaservaring komen dan dit jaar is nauwelijks mogelijk. Dominee Jan Buskes (1899-1980) schreef eens dat er veel te veel ‘halleluja’s’ klinken rond Pasen. In de evangeliën horen we verwarring en ongeloof. De vrouwen die het Paasnieuws vertellen, wordt kletspraat verweten. De mannen op weg naar Emmaüs lijden aan een post-Paschale depressie. Al die tijd achter een ‘verliezer’ aangelopen! De halleluja’s gaan pas los in het laatste Bijbelboek, zei Buskes. Dood en duivel verslagen en de gebeden van martelaren verhoord. ‘Brand new world’: Halleluja!
Dagkoersen
Dit jaar konden we geen Pasen vieren zoals we al generaties doen. Geen Paaswake en samen in het donker wachten op ‘Licht van Christus’! Niet het doopwater op je gezicht voelen spatten, geen kinderen met Palmpasenstok. Alleen thuis vrolijk ‘Halleluja’ zingen, nou nee. De dood overwonnen? Dagelijks de melding van het aantal overledenen, alsof het om dagkoersen gaat. Natuurlijk, we wisten van de doden van Aleppo, van de kinderen op Lesbos die sterven van ontbering. Maar met die machteloosheid kon je bij elkaar schuilen in de kerk. Sámen tegen de klippen op bidden, zingen, tranenbrood delen en toekomstwijn proeven. Wantrouwig hoor en lees ik nu stemmen die van de nood een deugd maken. ‘We kunnen een nieuwe manier van geloven oefenen.’ ‘We moeten als kerk de sociale media meer leren benutten.’ ‘Dit is een tijd van bezinning, alles wordt beter.’ Ik ga het allemaal niet tegenspreken. Maar geloof in Jezus wordt altijd beleefd in de concrete ontmoeting, in handtastelijk heil. ‘Groet elkaar met de heilige kus’, schrijft Paulus. ‘Wees een Christus voor de ander’, zei Bonhoeffer toen het onheil heerste.
Deze periode brengt mij terug bij de talloze uitvaarten, lopend tussen de graven. ‘Als het nu allemaal niet waar is? Al die grote woorden over opstaan en eeuwig leven?’ Het was geen hemels vergezicht dat mij dan bevrijdde. Het was het thuiskomen in ‘mijn’ gemeente, waar met vallen en opstaan, geloof overeind bleef. Open Maaltijd, een knuffel, zingen en janken en… af en toe halleluja!
Zoethoudertje?
Het zijn twijfelende leerlingen die van Jezus te horen krijgen dat ze moeten bidden om de ‘trooster’. In het Engels ‘comforter’, waar het Latijnse ‘samen sterk’ in zit! De Geest is de ‘verbinder’, het vuur dat alleen blijft branden als we het doorgeven. Maar de belofte moet wel aangegrepen worden. Juist nu Jezus uit het zicht verdwijnt. ‘Hij zit op de troon’, zeggen alle meditaties. Maar is dat geen zoethoudertje voor ons hier beneden? ‘Blijf in Jeruzalem en bid’: een gebed zonder end in de bovenzaal? Ze wisten niet wat Lucas wist, die het na tien dagen wel welletjes vond. Hoelang gaat die quarantaine in Jeruzalem duren? Voerden ze er tussendoor theologische en politieke discussies: ‘Bidden is mooi, maar daarmee krijg je de Romeinse bezetter het land niet uit.’ ‘Bidden om de Trooster? Als we elkaar troosten is dat al heel wat.’ En toch bleven ze ‘volharden’, zo’n typerend woord bij Lucas. Drie jaar waren ze met Jezus opgetrokken en Hij was betrouwbaar gebleken. Zoals Hij de Schriften uitlegde en lééfde, zo kenden ze er geen tweede.
Vertrouwen: in een samenleving die door ‘corona’ wordt ontwricht? We dachten dat we de regie hadden, maar nu moeten we overleven. Dat is even schrikken, of je nu gelooft of niet. De uitdaging voor ons ligt daarin dat we niet vóór onze beurt gaan profeteren, preken of ‘zie je wel’ roepen. Hij die op de troon zit, regeert door onze onmacht heen. Corona zal niet de laatste ramp zijn. De zeespiegel stijgt, we komen om in plastic. Eerst maar bidden, zegt Jezus, luister naar elkaars dromen, stel je open voor wat je voor onmogelijk hield: dat deuren en ramen opengaan, de straat op, taal naar elkaar roepen die verbindt, handreikingen van liefde. Eten van hetzelfde brood en drinken uit dezelfde beker. Pinksteren: we vieren dat we onze onmacht te boven zullen komen.
Tekst: Rob van Essen