De demonstraties van onvrede over racisme woedden voort, ook in Den Haag. Op 1 juli is het Keti Koti: de dag waarop het Koninkrijk Nederland, en met name gekleurde Nederlanders, stil staan bij het slavernijverleden. De wortels van racisme gaan tot die tijd terug. De betrokkenheid van Den Haag bij de slavernij is lange tijd onderbelicht geweest, verklaart de Haagse onderzoeker Valika Smeulders.
‘Een van de kloven in onze samenleving wordt veroorzaakt door het verschil in kennis en bewustzijn over het slavernijverleden’, stelt Valika Smeulders, als onderzoeker gespecialiseerd in de koloniale geschiedenis van ons land. ‘Verschillende groepen in Nederland kijken er verschillend naar.’ Smeulders maakt voor musea, waaronder het Rijksmuseum, tentoonstellingen over de rol van Nederland in de geschiedenis van de slavernij. Ze beijvert zich voor meer kennis over het koloniale verleden. ‘Wie bijvoorbeeld weinig erover geleerd heeft op school, denkt dat het verleden ver achter ons ligt.’
Smeulders denkt daar anders over en organiseert onder meer rondwandelingen door verschillende Nederlandse steden. ‘In Den Haag zijn de tekenen veel subtieler dan in Amsterdam’, zegt ze. ‘Hier moet je vooral denken aan het systeem.’
Suikerhandel
Op het Binnenhof bijvoorbeeld, waar de Surinaamse zakenvrouw Elisabeth Samson in de achttiende eeuw een rechtszaak tegen de Nederlandse staat aanspande om te mogen trouwen met een blanke man. Samson won en zette de toenmalige verhoudingen behoorlijk op hun kop. Er is altijd verzet geweest tegen het systeem, meldt Smeulders. ‘Hoe ga je met onrecht om? Dat vind ik het interessante.’
Of bij het Mauritshuis, in de zeventiende eeuw in opdracht van Johan Maurits van Nassau-Siegen als woonhuis gebouwd met winst uit de suikerhandel. Van Nassau Siegen was een spilfiguur in de West-Indische Compagnie (WIC) en speelde een hoofdrol in de slavenhandel. De WIC verscheepte slaven van de Goudkust van Afrika naar de suikerrietplantages van Brazilië, dat van 1630 tot 1654 een Nederlandse kolonie was. Van Nassau-Siegen, wiens borstbeeld onlangs door het Mauritshuis uit de hal is verwijderd, stouwde zijn stadspaleis vol met WIC-rijkdommen en hield er zwarte bedienden op na.
Vrijheid, gelijkheid?
Eind achttiende eeuw ontstond er verzet tegen de slavernij, toen berichten over uitbuiting en wreedheden in de koloniale gebieden tot het ‘beschaafde’ Nederland doordrongen. Toch sloeg in 1795 het gezag op Curaçao de slavenopstand onder leiding van Tula met harde hand neer. Vijf jaar na diens executie zuchtte een Franse medestander van Tula in de Gevangenpoort. Jean Baptiste Tierce Cadet was vastgezet omdat hij de idealen van vrijheid, gelijkheid en broederschap verkondigde, precies zoals de slavenleider. Smeulders: ‘Absurd, die ideeën waren al lang wijdverspreid.’
Het zou tot 1863 duren voordat de slavernij in Nederland werd afgeschaft, mede door de inzet van Guillaume Groen van Prinsterer. Deze woonde aan de Korte Vijverberg, haalde onder meer Engelse voorstanders van afschaffing naar de Hofstad en nam later zelf zitting in een parlementaire commissie. Groen van Prinsterer was protestant en gemotiveerd door zijn christelijke opvattingen. Hij had een harde dobber aan het verzet van plantage-eigenaren en rijke bezitters van slaven, die zich tegen afschaffing keerden en compensatie eisten. ‘Handels- en economische belangen hebben lang de overhand gehad’, memoreert Smeulders.
Buitgemaakt
De kerk speelde een niet erg fraaie rol in het slavernijdebat. ‘Volgens de Bijbel was een bepaalde groep voorbestemd om te dienen. Lang werd gedacht: dit is oké.’ Zelfs Jacobus Johannes Eliza Capitein, de eerste donkere predikant van Nederland, hing dit gedachtengoed aan. Hij was als kind buitgemaakt in Afrika en kwam terecht in een welvarende Nederlandse familie, die hem de kans gaf in Leiden theologie te studeren. Capitein groeide op in welstand, ver van het lijden van slaven op de koloniale plantages. In 1742 sprak hij in de Kloosterkerk een pleidooi voor slavernij uit, voor blank én zwart. ‘Hij zag het als een systeem van barmhartigheid.’
Het Haags Historisch Museum heeft in samenwerking met Valika Smeulders een kaartje met informatie bij de wandeling gemaakt. Over de betrokkenheid van de stad bij de slavernij is voor alsnog nauwelijks iets bekend bij het grote publiek. Ook heeft Den Haag, anders dan Amsterdam, nog geen slavernijmonument. ‘Daar zijn we nog niet aan toe’, meent Smeulders. Toch zegt ze: ‘Zo langzamerhand wordt het bewustzijn wakker. Ik ben ervan overtuigd dat we pas echt in de toekomst kunnen samenleven, als we ons bewust zijn van ons gedeelde verleden.’
Tekst en foto: Matthijs Termeer