Nog nooit heb ik het grote marktplein tussen de Nieuwe Kerk en het stadhuis van Delft zo leeg gezien als de afgelopen weken. Mijn oog valt op een kleuter die op een fietsje zo hard als maar kan grote bochten fietst. Ze wordt achtervolgd door een knulletje op een loopfietsje. Over haar schouder roept ze: ‘Jongetje, afstand houden!’ Wie had kunnen denken dat ravottende, stoeiende kinderen ‘afstand houden’ zouden roepen? Plotseling vroegen je kinderen niet of je kwam oppassen, maar of je thuis wilde blijven. ‘Jullie zitten in de risicogroep!’ Op ministerieel gezag ben je tot een gevaar voor jezelf en anderen verklaard. Partners en kinderen mogen, in het gunstigste geval, moeder achter glas kushandjes toewerpen.
Hoe vaak heb ik het niet gehoord: ‘Het is onnatuurlijk, die anderhalve meter.’ Dat je elkaar niet kunt vasthouden, geen knuffel kunt geven. Zelfs het oubollige pepermuntje doorgeven in de kerkdienst wordt een sacrament waar je naar kunt verlangen. En dan te bedenken dat ik, sinds ik voor geloof en kerk koos, maar niet begreep dat het er zo afstandelijk aan toeging in de kerk. Aan de avondmaalstafel zat ik tussen wildvreemde mensen, je schoof aan en ging terug naar je plaats. Geen koffiedrinken na de dienst. Het duurde jaren voor men als ‘experiment’ éénmaal in de maand kon nablijven voor de koffie. Maar velen zeiden: ‘We drinken thuis koffie hoor.’
Ik zag in Ermelo dat zo’n dertig jonge mensen belijdenis deden. De dominee hief zijn handen omhoog op de kansel en sprak de zegen over hen uit. Het was dominee W.G. Overbosch die er eind jaren zestig voor pleitte dat je bij zulke gelegenheden ieder ook echt de handen kon opleggen. De zegen mag gevoeld worden! ‘Voor jullie protestanten zit het geloof boven de wenkbrauwen’, zei mijn goede vriend, monnik in het klooster in Egmond. In dat klooster leerde ik knielen, werd ik door een wildvreemde man omhelsd bij de vredegroet.
Tijdens mijn werk als predikant heb ik Nederland doorkruist om in kerken lezingen te houden over ‘handtastelijk heil’. Wij mensen zijn aangelegd op zoenen en zegenen! Toen mijn boek met die titel verscheen, waren er wat zuinige reacties. De hele MeToo-affaire was net over zijn hoogtepunt. Mag je als predikant een arm om iemands schouder leggen? Kun je de handen van de zieke vasthouden als je een gebed uitspreekt? O ja, ik weet dat er van alles is misgegaan. In kerken, bij voetbalclubs, atletiek, het is verdrietig en immoreel. Maar dat er kindermishandeling is, betekent niet dat ouderschap afkeurenswaardig is. Een mooie gebedsregel die ik regelmatig gebruik luidt: ‘Wij bidden voor uw gemeente, dat zij zich blijft oefenen in de liefdevolle gebaren waarmee Hij ons is voorgegaan: zegenen, breken en delen.’ Er hebben wat liturgische pleidooien geklonken (waar ik aan meedeed) en gemeenteleden zochten onderdak in charismatische groepen waar ze met hun hele lijf mochten geloven. Maar als de premier ‘anderhalve meter’ en ‘blijf thuis’ afkondigt, roepen mensen: ‘Wat verlang ik naar een knuffel!’
Het nieuwe normaal, ik wens het de kleine meid op haar doortrapper niet toe.
Tekst: Rob van Essen