Voor oud-geestelijk verzorger van Parnassia Corry van Straten (72) is 2020 een bijzonder jaar. Ze werd in april koninklijk onderscheiden, mocht op 4 mei een herdenkingsrede uitspreken en later dit jaar verschijnt een tweede historisch boek van haar hand.
Mogelijk kennen lezers Corry van Straten van de opleiding Theologische Vorming voor Geïnteresseerden, waar ze aan tweedejaarscursisten de module ‘pastoraat’ heeft gegeven. Als oud-geestelijk verzorger bij Parnassia was ze ook jarenlang bestuurslid van de beroepsvereniging. Maar de voornaamste reden waarom zij zich sinds dit voorjaar Ridder in de Orde van Oranje-Nassau mag noemen, is haar onderzoek naar de opvang van psychiatrische patiënten. Daarover publiceerde ze in 2015 het boek Een wereld die er niet meer is. Het is een aangrijpend verhaal over 251 Joodse onderduikers die veilig dachten te zijn in de psychiatrische ziekenhuizen Rosenburg en Bloemendaal. Ze werden echter gedeporteerd door de Duitsers en slechts 22 van hen overleefden.
Antisemitisme
Toen ze in de instellingen werkte, had ze geen idee van het drama dat er zich had afgespeeld. Niemand wist ervan, maar door haar onderzoek kwam het aan het licht. In het Haags Gemeentearchief werd een brief gevonden van de boekhouder van de gemeente Den Haag met een lijst namen van gedeporteerden. Ze moesten nog wel even de rekening betalen voor de opvang!
‘Een echtpaar vluchtte tijdens een razzia, verstopte zich achter het oude mortuarium, in de koude van februari 1943. De bomen hebben het gezien. Ik heb er vaak wakker van gelegen. Joden die hier een schuilplaats vonden voor zichzelf, een oude vader en moeder werden afgevoerd.’ Zo sprak Van Straten op 4 mei bij het monument aan de Nectarinestraat (zie kader), vanwege de coronacrisis zonder publiek. Zij sprak er harde woorden. ‘We zijn allemaal mensen met verlangens en belangen, angsten en vreugden, hoop en verdriet. De mensheid heeft ook een andere kant, het kwade dat zich uit in jaloersheid, anderen niets gunnen.’ Wat dat betreft maakt ze zich zorgen om de verspreiding van antisemitisme en onverdraagzaamheid. ‘We moeten elkaar leren kennen. Het mag niet van één kant komen.’
Haar eigen onderzoek en het spitwerk van vrijwilligers in andere instellingen hebben wat teweeggebracht. Het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies NIOD is nu bezig met een groot landelijk onderzoek naar wat er gebeurde in psychiatrische instellingen. Rosenburg was het eerste instituut dat ontruimd werd. ‘Het lijkt alsof de tijd er rijp voor is om verder onderzoek te doen’, aldus Van Straten.
Pesthuis
De opvang van ‘krankzinnigen’, zoals ze vroeger werden genoemd, boeit haar enorm. ‘Hoe het begon in de middeleeuwen. Ik wil de tijdgeest vatten, begrijpen wat ze deden.’ Ze stond op de hoek van het Slijkeinde en de Vleerstraat waar zich ooit het Pest- en Dolhuys bevond. ‘Het waren bijna altijd arme mensen. En die waren blij dat ze een dak boven hun hoofd hadden, eten kregen.’ Normaal werden de krankzinnigen bij familie ondergebracht. Maar als ze gevaarlijk waren, werden ze vastgezet.
Dit jaar – de datum is nog niet bekend – verschijnt haar boek Van kapel tot dolhuys, waarin deze opvang wordt beschreven. Wat Van Straten betreft mag de gemeente aan het Slijkeinde best een bordje ophangen met informatie over het Pest- en Dolhuys. ‘Mensen moeten dat toch weten.’
Tekst: Hans Hemmes
Monument herinnert aan gedeporteerden
Corry van Straten sprak op 4 mei haar rede uit bij het monument voor de locatie van Parnassia aan de Albardastraat. De sculptuur van Merijn Bolink bestaat uit een tijdlijn in de vorm van een lus. ‘Als teken dat we de tijd terug zouden willen draaien om alle onrecht ongedaan te maken’, zegt Corry van Straten, ‘maar dat kan niet.’ Daaromheen staan zes stenen zitelementen. Van Straten merkt dat deze plek vaak wordt bezocht. ‘Er worden veel bloemen en stenen gelegd.’ In het monument is een uitsparing gemaakt in de vorm van een menora, de joodse kandelaar met zeven kaarsen. De menora is hier echter afwezig, alsof deze is weggenomen. Boven de kandelaar is een monitor verwerkt waarop een permanente film is te zien van zeven brandende kaarsen. Je ziet hoe de kaarsen worden aangestoken, langzaam opbranden en uiteindelijk worden vervangen door nieuwe. De kaarsen symboliseren de herinnering aan de Joodse patiënten en onderduikers die werden gedeporteerd. De menora mag dan wel verdwenen zijn, de kaarsen zullen eeuwig branden en worden telkens opnieuw aangestoken; de herinnering blijft.