Iedereen schijnt er druk mee geweest te zijn de afgelopen tijd. Opruimen! Ineens keek je overvolle tuinschuur je verwijtend aan: ‘Waarom alleen maar “vluggertjes” als je binnen bent? Wanneer ruim je weer eens op, zodat mijn rijke aanbod je weer verheugt?’ Op mijn overvolle boekenplanken klagen recent aangeschafte prachtwerken dat ze tussen de oude meuk verstopt zijn. ‘Wanneer denk je die vijftig jaar oude brochures tegen de Wereldraad van Kerken weer te gaan lezen? En wat moeten al die verontruste gereformeerden die mij het licht niet gunnen?’ Kortom, ik vulde doos na doos en reed naar Loosduinen, naar een Delftse kerk en naar een megakringloopwinkel. Tot mijn verbijstering hadden die meer boeken dan ik! En er zat een aardige overlap in de theologische titels. Wel een bewijs dat ik te veel te lang bewaard heb.
Mijn oog viel ook op een aardig, recent boekje over Delft. Nou ja, als je drie dozen hebt ingeleverd, mag je wel één boekje kopen. Toch? Ik bladerde het even door en voorin lag een stapeltje honderdjes. Even dacht ik: zeker ‘reclamegeld’ met een advertentietekst op de andere zijde. Maar nee. Zeven splinternieuwe, knisperende honderdeurobiljetten! Nog een keer nageteld. Zevenhonderd euro in de kringloop!
Kennelijk heb ik nog niet de hoogste trede van heiligheid bereikt. Even was daar die gedachte: ‘Er kraait geen haan naar.’ Maar dan ken je mijn moeder niet! Kwamen we thuis met iets van waarde dat anderen verloren of vergeten hadden: direct naar het politiebureau brengen. Mijn zusje van zeven jatte kauwgom bij de sigarenman. ‘Je gaat terug en vertelt dat het je spijt!’ Straatarm waren we, maar je bleef van andermans bezit af. Moeder is al geruime tijd aan het hemelen en ze verscheen niet in een visioen in de kringloop. Het is nog ‘erger’, ze weigert me los te laten waar ik ook ga. Ik gooi nooit eten weg (‘de oorlog!’), zeg (bijna) nooit lelijke woorden (‘ga je mond wassen’) en verschoon mijn ondergoed tijdig (‘als je in het ziekenhuis komt…’).
Dus na die seconde van duivelse verzoeking wist ik wat mij te doen stond. Eerst liep ik nog even twee stellingen verder, waar mijn gade rondsnuffelde. Ze keek naar de biljetten, zo kleurig als monopolygeld, en zei: ‘Zijn ze echt?’ Even koesterden we daar samen een geheim: we hadden een schat gevonden! Toen liep ik met het boek naar de dame achter de kassa en overhandigde het. ‘U hoeft het niet af te rekenen’, zei ik. ‘Maar dit vonden we erin. Wellicht is de oorspronkelijke eigenaar nog te achterhalen.’ We hoefden mevrouw net niet kunstmatig te beademen. ‘Wat ontzettend aardig van u’, zei ze. Wie het boek heeft ingeleverd zal waarschijnlijk niet achterhaald worden. Maar de kringloop – en wie is in deze coronatijd niet blij dat die bestaat – doet er vast iets nuttigs mee. Wij kregen als dank een kopje koffie aangeboden. Toch ook geen gekke ruil. En mijn moeder ook tevreden, al houdt ze mij wel in de gaten.
Tekst: Rob van Essen