
Dit jaar maken de leden van de Eerste en Tweede Kamer op Prinsjesdag niet hun opwachting in de Ridderzaal op het Binnenhof, maar in de Grote Kerk. Eveneens een historisch gebouw, maar van een totaal andere orde. De kerk vertelt verhalen uit zes eeuwen geschiedenis, boeiende verhalen van grote én van kleine mensen. Prinsjesdag 2020 wordt een serieuze les in geschiedenis.
In de Grote Kerk struikel je over de symboliek. In de Tweede Kamer die we van de televisie kennen, valt alleen het abstracte achtergrondschilderij op, dat bij debatten in zicht is maar niets voorstelt. Wat een verschil met de kamers van bestuurders in de Gouden Eeuw. Daar hing altijd wel een waarschuwend tafereel gebaseerd op klassieke of bijbelse deugden die de regenten bij de les moesten houden. Het aardige is, dat straks op Prinsjesdag vanuit alle hoeken van de immense kerk de Europese waarden zoals die zich vanaf de Middeleeuwen hebben ontwikkeld, op de volksvertegenwoordigers afstralen. Niks frivole hoedjesparade; Prinsjesdag 2020 wordt een serieuze les in geschiedenis.
Dag van de godsdienstvrijheid
Dat begint al bij het gebrandschilderde raam gewijd aan Jan de Bakker, de eerste Noordnederlander die – in 1525 – op de brandstapel belandde omdat hij na de Reformatie kritiek had op de rooms-katholieke kerk en volgeling van Luther werd. Het raam is een krachtig vermaan om de vrijheid van godsdienst – inclusief de vrijheid om van godsdienst te veranderen of die af te zweren – te bewaken. Het is Nederlands oudste grondrecht.
Toevallig valt Prinsjesdag dit jaar op 15 september, dezelfde datum waarop Jan de Bakker, een moedige man van eenvoudige komaf, op het Binnenhof ter dood werd gebracht. Je zou die dag kunnen uitroepen tot Nederlandse ‘dag van de godsdienstvrijheid’.
Verderop is een herdenkingssteen gewijd aan Dirk Arie van den Bosch. Hij was een Haagse hervormde predikant die al vroeg in de Tweede Wereldoorlog de aandacht van de Duitsers trok. Hij waarschuwde tegen het gebrek aan medemenselijkheid in de samenleving. Dat hij werd gearresteerd, kwam niet doordat de bezetter kon bewijzen dat hij een of andere wet had overtreden. De nazi’s vreesden voor zijn charisma en invloed. De man werd als veiligheidsrisico gezien. Hij belandde in kamp Amersfoort, waar hij ook is overleden.
Ook Van den Bosch is nog steeds rolmodel. Hij was iemand die publiekelijk zijn nek uit stak toen fundamentele waarden werden bedreigd. Hij preekte weliswaar ‘voor eigen parochie’ in de arbeiderswijk Transvaal, maar was als intellectueel geliefd bij brede lagen van de bevolking.
Oefening in maat houden
Wat je in de Grote Kerk verder niet kunt missen, is de kansel, gemaakt van fijn houtsnijwerk. In één paneel vallen de Tien Geboden op, dat wil zeggen twee kleine vlakken, waarop meestal de bekende woorden staan gegraveerd. Hier zijn ze leeg gelaten. Dat oogt meteen als een uitnodiging om creatief met deze drieduizend jaar oude teksten om te gaan. Laat dat net de methode zijn die de befaamde Franse rabbijn en filosoof Marc-Alain Ouaknin (spreek uit: Waknien) hanteert. Hij heeft een leesmethode ontwikkeld die de Tien Geboden uittilt boven de gangbare uitleg van regels voor de privé-moraal.
Ouaknin leest de teksten zó, dat elk persoonlijk voorschrift correspondeert met een toekomstgerichte, algemene doelstelling. Dat je bijvoorbeeld op de zevende dag van de week niet mag werken, betekent volgens hem dat we ons moeten oefenen in ‘maat houden’, als we willen dat er voor de komende generaties een leefbare toekomst overblijft. Met deze vrije interpretatie krijgen de Tien Woorden een actuele invulling. De grondslagen van jodendom en christendom blijken anno 2020 nog springlevend. Aardig detail: een recente Nederlandse vertaling van De Tien Geboden is tot stand gekomen met subsidie van het Franse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Over cultuurpolitiek gesproken.
Intellectuele luiheid
De Kamerleden hebben in het zomerreces uiteraard hun literatuur bijgehouden. Daar zat ongetwijfeld Ode aan het klootjesvolk bij, van oud-collega Coos Huijsen. Huijsen, die zowel een CDA- als een PvdA-verleden heeft, probeert te beschrijven waardoor de kloof tussen de kosmopolitische elite en de gewone burger zo schrikbarend diep is geworden. Zijn verklaring is dat de politieke kaste in Nederland haar afkomst is vergeten en zich gedraagt of ze tot een soort aristocratie behoort. Dat heeft geleid tot intellectuele luiheid en neoliberale bedrijfsblindheid. De ‘theoretisch opgeleiden’ weten niet meer wat de zorgen zijn van de ‘praktisch opgeleiden’. Het gevolg is een gestage opmars van populistische partijen die ontevredenen hoop maar ook valse hoop bieden. Huijsens verwijt: ‘Dienstbaarheid aan de samenleving en daarmee, impliciet, solidariteit met de gewone man, zijn ondergeschikt geraakt aan progressiviteit als modieuze presentie.’ De samenleving is in zijn ogen steeds minder samenleving geworden. Volgens hem schuilt daarin ‘de werkelijke bedreiging voor de toekomst van de democratie.’ Verder zijn basale vragen van religieuze en culturele aard uit het publieke debat verdwenen. Een begrip als ‘cultuuroverdracht’ is tot zijn verdriet geschrapt uit het woordenboek van het onderwijs.
Met deze aanklacht in het achterhoofd, en met de aansprekende verhalen in de Grote Kerk voor ogen, worden de volksvertegenwoordigers op Prinsjesdag uitgedaagd. De troonrede zal ongetwijfeld weer fraai klinken, een knappe opsomming van dreigingen en beloften. Maar om de actuele problemen te doorgronden doen Kamerleden er goed aan hun blik ook eens op de ramen en muren van de kerk te richten, en Huijsen te lezen, voordat ze zich na de uitroep ‘Leve de koning’ in het Haagse feestgewoel storten.
Tekst: Jan Goossensen