
Moderne componisten zoeken doorlopend nieuwe inspiratiebronnen. Studenten van het Haagse conservatorium duiken daarvoor de kerk in.
Niet alleen uit Nederland, maar uit alle delen van de wereld komen ze, van Ierland tot Nepal. Zes studenten van het Koninklijk Conservatorium schrijven de komende maanden een muziekstuk voor orgel. De organist van de Maranathakerk, Bert van Stam, voert de werken komend voorjaar uit tijdens een concert.
De studenten, allemaal gevorderde leerlingen van de compositieafdeling, kregen onlangs les over de mogelijkheden van een kerkorgel. Welke klanken kun je allemaal produceren? Twee uur lang demonstreerde Bert van Stam aan de speeltafel de registers. Hij liet bekende literatuur uit verschillende eeuwen horen. Van fluweelzacht tot ‘tutti’. De studenten luisterden met gespitste oren.
Vooral bij het onderdeel ‘trucs en ongewone geluiden’ veerden ze op. Bijvoorbeeld wanneer een register half open werd getrokken. Of wanneer twee volle armen op de toetsen belandden. Zelfs je knokkels kunnen geluid voortbrengen, liet de organist zien, door ritmisch op de grote houten kast te tikken. Lekker klepperen op de houten pedaaltoetsen, ook zoiets. Zelfs een onverwacht stiltemoment na een akkoord kan passend zijn. Van Stam, relativerend: ‘In de moderne muziek is alles al een keer gedaan. Denk niet dat je nog origineel bent. Maar sommige vondsten kunnen in een compositie zeker effectief zijn.’
Ierse mythologie
De jonge componisten waren duidelijk geïnspireerd, toen ze weer van de orgelgalerij waren afgedaald en in de hal van de kerk even napraatten. ‘Ik hou van de grandeur van het orgel’, zei Richard. Hij wil in zijn stuk de sfeer van de Ierse mythologie verwerken. Nirantar ziet parallellen met elektronische muziek, die hij wil uitwerken. Franky kent orgelmuziek uit de kerk en wil zich werpen op verrassende klanken. Hetzelfde gaat Jamie doen. Spelen met boventonen, en geluiden dempen en weer laten aanzwellen, dat fascineert hem. ‘Alsof je een deken van een luidspreker aftrekt.’
Geen ‘Haagse school’ meer
Docent Guus Janssen noemt de samenwerking van de Maranathakerk met het conservatorium een welkom onderdeel van de opleiding. Componeren voor orgel nodigt de jongeren uit om hun muzikale blik te verbreden. ‘Ze leren bij ons klankkleuren te analyseren. Een instrument als het pijporgel is daar uitstekend geschikt voor.’ Dat Haagse componisten in één stijl leren werken, zoals het conservatorium vroeger de ‘school’ van docent Louis Andriessen kende, is trouwens wel voorbij. De voorkeuren waaieren alle kanten uit. Sommige studenten werken in minimal stijl, andere gaan de kant op van popmuziek of synthesizermuziek, of komen met uitgesproken grillige stukken voor de dag. Janssen: ‘Als ik lesgeef, ontmoet ik elk uur een totaal verschillend mens. Erg boeiend.’
Die variatie in stijl en klanken kan Bert van Stam, die overigens zelf ook componeert, ook verwachten. Zes keer een stuk van zo’n tien minuten krijgt hij volgend jaar op de lessenaar. Hij heeft er zin in. ‘Al zal ik er ongetwijfeld nog flink op moeten studeren.’
Jan Goossensen