Niet samen kunnen zingen, dát vind ik nu een ramp! Een lied kan je optillen, ontroeren en je jaren terug in de tijd plonzen. Het is opmerkelijk dat oude, gedateerde teksten ook buiten de kerk een snaar raken. Bij een uitvaart liever een ‘hijgend hert’ dan een ‘moede hinde’. ‘Ik zie een poort wijd open staan’ ontroert, terwijl slechts weinigen ‘vrij’lijk naar het kruis willen gaan om vrede te bekomen’. We zingen ‘Lieve Heer, Gij zegt ‘kom’ en ik kom’, maar kenmerkt die intimiteit ons persoonlijk gebed? Er zijn ook teksten die je ooit raakten, maar die je vreemd werden. ‘Bloedfontein, zo schoon en rein’, zong ik als tiener enthousiast. Maar niet alleen in mijn repertoire, ook in het nieuwe Liedboek werd de taal ingetogen als het over ‘offer’ of ‘verzoenend bloed’ gaat. Ik begrijp dat wel, want er is – door religieuze onverdraagzaamheid – veel onschuldig bloed vergoten.
Zeker, in de tempeldienst van het oude Israël werd veel bloed van onschuldige dieren vergoten. Dat was niet om God op andere gedachten te brengen, maar ons! Het is een appel op ons geweten – zó dodelijk zijn de consequenties van een leven dat Gods heilzame geboden negeert. Jezus koos de onderste weg. Zijn bloed verkondigt dat Hij zichzelf niet gewroken heeft. Het bloed van Abel riep van de aardbodem om vergelding, maar het bloed van deze getuige roept ‘barmhartigheid, barmhartigheid’ (Liedboek voor de kerken, 1973). Woorden die het Liedboek 2013 niet haalden, maar die ik graag weer samen zou zingen.
‘Bloed’ staat in de Bijbel namelijk voor het léven: het is niet de bedoeling van de schrijver dat wij blijven steken in de cultuurgebonden beelden van een offercultus. Zingend gaan we pas beseffen hoe volledig Jezus aan God en aan ons heeft vastgehouden. Zijn volstrekte trouw aan de Eeuwige ging niet ten koste van ons, maar komt ons ten goede! Dat Jezus zich ‘offert’ betekent dat God ons – ten einde toe – aanvaardt zoals wij zijn. Hij hield geen afstand, want zijn liefde gaat een kruisweg.
Dat kruis noemde de theoloog Hendrikus Berkhof (1914-1995) een teken van ‘Gods weerloze overmacht’. Jezus zegt: ‘Hebt uw vijanden lief.’ Is dat niet een kruis? Mensen hebben je gekwetst, je op je ziel getrapt, je loopt nog vol bittere wrok rond en God zegt: ‘Wil jij desondanks die ander niet afschrijven?’ Daarom kan het kruis ook nooit een leuze worden. Het is niet om mee te zwaaien. Je moet het toelaten, elke dag opnieuw.
Op de drempel van Pasen vieren we – corona volente – op Witte Donderdag de Maaltijd van de Heer. ‘Lichaam van Christus’, wordt er dan gezegd. Niet het brood is miraculeus veranderd, wij worden veranderd! De kerkvader Augustinus schreef: ‘Als gij dan met “amen” antwoordt, dan zegt ge wat gij zijt.’ Samen zijn we, door geloof verbonden, een gemeenschap van liefde. Brood en wijn zijn tekenen dat het God bloedige ernst is onze verdeeldheid te helen en de wereld te genezen. Dat bezingen we met heel ons hart – straks. ‘Omhoog de harten!’
Rob van Essen