Hij kust in mij wat gebroken en gekwetst is. (Anselm Grün)
Gaat Pasen over troost? Dat vind ik wel lastig, want de dood van familie en vrienden doet mij zelden denken: ‘Gelukkig is het Pasen geweest.’ Integendeel. Het kostte mij veel moeite om over Pasen te preken, het jaar nadat mijn vrouw Betsie was gestorven. Ze was sportief, een actieve vrijwilliger en had zoveel hobby’s dat ze er wel twee levens mee kon vullen. Op een vroege ochtend kwam daaraan – en aan onze zielsverbondenheid – een abrupt einde. Toen tot mij doordrong wat mij was overkomen, voelde het verlies als een voortdurend, knagend heimwee. Iedere keer weer overvallen worden door het onherroepelijke, het besef van ‘voorgoed voorbij’. ‘Je hebt zoveel mooie herinneringen’, zo hoorde ik menigmaal als troost. Maar aanvankelijk veroorzaakten die herinneringen, de foto’s en anekdotes vooral pijn.
Naarmate de tijd verstrijkt, is de dode steeds meer afwezig. Het was een groot verdriet dat ik mij enkele weken na haar dood zelfs haar stem niet meer herinneren kon! Om met de apostel Paulus te spreken, de dood blijft de laatste vijand. Niet alleen de geliefde mens verliezen wij, maar ook de gemeenschappelijke herinneringen. Hoe vaak overkwam het mij niet dat ik zou willen zeggen: ‘Weet je nog…’ Weg was die intimiteit van het samen-weten en samen geheimpjes hebben. Toch is inmiddels wat meer gaan wennen wat nooit echt wennen zal. Daarbij werd ik geholpen door het boekje Moeder: Een in memoriam, waarin Henri Nouwen een diepzinnige link legde tussen het sterven van zijn moeder en het zenden van de Geest. Hij schreef: ‘Ik begon me af te vragen of Jezus niet telkens weer zijn Geest zendt, wanneer iemand met wie wij in liefde verbonden zijn ons verlaat. (…) In deze weken van rouw is ze elke dag verder in me gestorven en daardoor heeft ze het me onmogelijk gemaakt om haar als moeder vast te houden. Toch heb ik haar niet verloren door haar los te laten. Integendeel, ik vond haar dichterbij dan ooit. In en door de Geest van Christus wordt ze werkelijk een deel van mijn diepste wezen.’
Zijn woorden riepen en roepen herkenning bij mij op. Ik merkte dat de dood niet alleen heimwee achterliet, maar ook nieuwe kracht in mij losmaakte. Ik voel mij kwetsbaarder en tegelijk een meer heel mens; ik weet van tekortschieten – en zonde –, maar weet tegelijk dat de liefde mij heeft gedragen en verder draagt. Die eerste maanden was ik ervan overtuigd dat mijn leven tot stilstand was gekomen, dat alles verder zonder zin was. Maar ik ben gaandeweg iets gaan ervaren van de waarheid die Henri Nouwen zo diepzinnig verwoordde. Troosten is in het Engels ‘to comfort’, waarin het Latijnse ‘samen sterk maken’ zit. De ware troost is dat God ons ons verdriet en onze boosheid gunt. Ons geloof hoeft de dood niet te overwinnen, dat doet de liefde. In de woestijn van verdriet bloeit zomaar een roos, geurt een lentewind. Pasen is ook voor de overlevenden.
Rob van Essen