Tien jaar geleden kwam Konstantin vanuit Bulgarije naar Nederland. Hij dacht dat het werk hier voor het oprapen lag, maar dat viel tegen. Nu is hij herstellende van een hartinfarct en wordt verdacht van uitkeringsfraude. Waar vindt hij troost?
Wat bracht je naar Nederland?
‘Rond mijn veertigste dacht ik: ik moet naar Nederland verhuizen, want daar zijn de mensen tolerant en ligt het werk voor het oprapen. Dat verhaal had ik opgepikt van populaire Bulgaarse tv-reportages over teruggekeerde arbeidsmigranten die in Nederland rijke suikerooms zouden zijn geworden. Als supermarktmanager en met een universiteitsgraad in de voedingswetenschappen had ik het vast verder kunnen schoppen, dacht ik.’
Is je droom uitgekomen?
‘Na tien jaar heb ik de Nederlandse droom voor mijzelf nog steeds niet waargemaakt. Ik begon mijn carrière hier in kassen en vleesverwerkingsfabrieken. Nu eens kreeg ik met mijn huisgenoten een “loonboete” opgelegd, omdat we de beschimmelde muren een laagje wit gegeven hadden. Dan weer werd de huur zomaar onterecht verhoogd. Toen ik ’s nachts wakker werd door angstaanvallen – ik hield nauwelijks leefgeld over, mijn droom was bedrog gebleken – besloot ik die malafide uitzendbureaus de rug toe te keren. Ik wilde op eigen benen gaan staan.
Dat werd een wankelend bestaan. Als verkoper van het Straatnieuws en via wat hand-en-spandiensten voor kennissen, verdiende ik net genoeg om de huur van mijn eigen woninkje in Laak te betalen. Door de gesprekken met winkeliers breidde ik mijn kennis van de Nederlandse taal uit en ook mijn sociale contacten. Zo leerde ik “tante” Truus kennen. Ik was altijd welkom bij haar thuis. Ze had een luisterend oor voor mij, hielp mij als ik naar de dokter moest, las voor uit Jip en Janneke. Mijn Bulgaarse kookkunsten en humor kon ze waarderen. Op een verjaardagsfeestje noemde ze mij, in het bijzijn van familie, haar zoon. Hartverwarmend. Voor mij belichaamde zij het Nederland dat weliswaar niet was voorgekomen in mijn dromen, maar dat me dierbaarder werd dan al het andere. Erkenning, waardering, een thuisgevoel. Op haar begrafenis hield haar familie zich afzijdig van mij. Ik was weer vreemdeling geworden.
Al die tijd koesterde ik de droom om een baan en een partner te vinden. Ik solliciteer al jaren als een gek. Zonder succes, helaas. Toen corona toesloeg en ik mijn straatkrant buiten niet meer kwijt kon, bezweek ik onder de stress. Hoe kon ik dit overleven? Ik kreeg weer angstaanvallen en belandde door een hartinfarct in het ziekenhuis.’
Dat heb je gelukkig overleefd. Wat houdt je nu overeind?
‘Mij troost het besef dat Nederland, deze verzorgingsstaat, mijn leven gered heeft: de ambulance nam mij op, ik kreeg de peperdure behandeling gratis en ook een uitkering om er bovenop te komen. Daarnaast ervaarde ik onverwachts steun van Nederlandse kennissen die ik kende van het Straatnieuws-werk. In de nacht van mijn leven, een soort “Goede Vrijdag”, kwamen zij mij troost brengen. “Blijf bij ons”, zeiden ze.’
Wanneer breekt voor jou Pasen aan?
‘Op dit moment is het voor mij nog steeds, al wekenlang, “Stille Zaterdag”. Ik wankel tussen hoop en wanhoop. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) verdenkt mij van uitkeringsfraude en overweegt mijn verblijfsrecht in Nederland in te trekken. Van mijn advocaat heb ik begrepen dat EU-burgers maximaal drie maanden in een lidstaat mogen verblijven. Langer mag ook, maar alleen met een inkomen. Dat had ik, dus werd ik niet uitgezet. Daar wordt niet zo op gehandhaafd, zegt de advocaat, tenzij je een gevaar blijkt voor de openbare orde.
Als je een jaar of langer in een EU-land werkt, kun je bovendien maximaal zes maanden bijstand krijgen om de periode naar nieuw werk te overbruggen. Dat wist ik dus niet; ik ben er nooit over geïnformeerd en had de uitkering dus niet stopgezet. De advocaat vertelde mij over de Bulgarenfraude; dat veel van mijn landgenoten doelbewust hun uitkering lieten doorlopen. Dat wil de IND niet. Daarom moet je terug naar je thuisland als je na zes maanden nog geen werk gevonden hebt. Dat is een Europese afspraak.
Het schijnt dat de gemeente al een jaar waarschuwingsseintjes over mijn situatie aan de IND afgeeft. Ik hoop dat ik in Nederland mag blijven. Ik woon hier al tien jaar, heb actief gesolliciteerd, ben hier geworteld en heb pas vorig jaar – uit nood – bijstand aangevraagd. Mijn advocaat zei: “De IND weegt het belang van de staat af tegen het belang van de EU-burger. Als je bij de IND het vertrouwen kunt wekken dat je kansrijk bent op de arbeidsmarkt, mag je misschien blijven en hoef je het teveel aan uitkeringsgeld niet terug te betalen.”
Wat er ook gebeurt, ik geloof dat het met Jezus’ kracht “Pasen” kan worden.’
Robert Reijns