Eindelijk weer samen zingen

0
388
Het Haags barokgezelschap repeteert op afstand in de Bergkerk voor het Requiem van Mozart. Foto: Wouter Lucassen

Na een lange stilte vanwege corona mochten amateurkoren eind juni weer voorzichtig van start. Sommige koren hadden nog wel online gerepeteerd en toen het vorig najaar mocht ook even live, andere waren anderhalf jaar stil. Hoe hebben koorzangers deze tijd ervaren en hoe kijken ze naar de nabije toekomst? Drie koorzangers vertellen.

Kees Schram zingt al zo’n 25 jaar bij het Haags Barokgezelschap. Vorig jaar maart had hij als koorcoördinator alles geregeld voor de uitvoering van de Matthäus Passion. ‘Voor ons als zangers was het natuurlijk heel jammer dat het gecanceld werd, maar geen halszaak’, vertelt hij. ‘Het is een liefhebberij. Voor de dirigent en solisten was het veel zwaarder. Omdat wij een projectkoor zijn, zijn we niet online gaan repeteren. Zelf ben ik op zoek gegaan naar andere manieren om te zingen. Ik heb workshops gevolgd in Amsterdam en Frankrijk, met weinig mensen en op afstand. Met het Haags Barokgezelschap hebben we vorig jaar september – toen het weer mocht – in de Bergkerk gerepeteerd voor het Requiem van Mozart, met vijftig mensen en op afstand. In die kerk is een goed ventilatiesysteem met een CO2-meter. Helaas stopte het alweer snel. Zo hebben we nog een paar keer geprobeerd om iets te organiseren, maar elke keer gingen de besmettingscijfers weer omhoog. Wel hebben we in juni met zo’n veertig mensen in het Rosarium alle koralen uit de Matthäus Passion gezongen, heel leuk was dat. Nu hopen we binnenkort te beginnen aan het Weihnachtsoratorium. Het lastige is dat je niet goed weet waarop je je moet richten. Normaal zijn we met zo’n zestig zangers, dertig orkestleden en honderden mensen in het publiek, maar dat zie ik voorlopig niet gebeuren. Gelukkig blijven de leden enthousiast en positief, maar ik kijk ernaar uit om weer gewoon een project op touw te kunnen zetten en vrijuit met elkaar te zingen. Niet meer zo benauwd allemaal.’ 

Nieuwsbrieven

Menno Calkoen zingt sinds 2014 bij het Christelijk Mannenkoor Scheveningen, waarvan hij vorig jaar eind februari voorzitter werd. Nog geen maand later zag de situatie er door de lockdown volledig anders uit. ‘Het was vreselijk, ik wist niet wat me overkwam’, vertelt hij. ‘Gelukkig hebben we alle toezeggingen voor concerten weten te behouden en bleven ook de leden en de sponsors trouw. Daardoor zijn we niet in grote financiële problemen gekomen.’

Hoe hij het vond om niet te kunnen zingen? ‘Heel akelig natuurlijk, we hebben het allemaal heel erg gemist. We zijn niet online gaan repeteren, maar hebben ons vooral gericht op de sociale functie van het koor. Een bestuurslid stuurde iedere vrijdag nieuwsbrieven rond, zodat we op de hoogte bleven van elkaars wel en wee.’

Eind augustus is het koor voor het eerst na anderhalf jaar weer bij elkaar geweest. ‘Iedereen was dolblij om elkaar weer te zien. We hebben een toost uitgebracht op het nieuwe zangseizoen, en gaan op 20 september weer voor het eerst repeteren. We houden ons heel strikt aan de RIVM-richtlijnen; we zijn erg voorzichtig omdat we ook veel oudere leden hebben. Het is spannend, maar hopelijk blijft het nu goed gaan. Verder zijn we hard op zoek naar nieuwe leden, want er is een sterke vergrijzing binnen het koor. Ons jongste lid is een dertiger, maar we hebben ook veel tachtigers en zelfs enkele 90-jarigen.’

In het park

Petra Slagman zingt sinds een jaar of vijf bij Laus Deo, het koor van de Scheveningse Antonius Abtkerk. Ook professioneel houdt ze zich met zang bezig door het geven van zanglessen en -cursussen. ‘Nog leuker dan zelf zingen vind ik het om mensen samen te laten zingen’, zegt ze daarover. Toen de koorrepetities en -uitvoeringen wegvielen, wilde ze haar stem op peil houden en blijven studeren. ‘Om mijn buren niet te storen, ging ik ’s ochtends rond achten een halfuurtje op een rustig plekje in het park zingen. Dat gaf een gevoel van vrijheid.’ 

Laus Deo heeft niet online gerepeteerd, maar vanaf juli vorig jaar mocht er weer tijdens de kerkdiensten gezongen worden, zij het beperkt. Eerst met één cantor per dienst, later met kleine groepjes. ‘Dat was voor veel koorzangers spannend, omdat ze niet gewend zijn om solo te zingen’,  vertelt Petra. ‘Ook is het lastiger om goed op elkaar af te stemmen omdat we verder uit elkaar moeten staan, maar uiteindelijk zijn we daardoor wel beter gaan zingen.’

Petra ziet de toekomst optimistisch tegemoet, ook als het om haar werk gaat. ‘Mochten er weer strengere maatregelen komen, dan zie ik wel weer. Misschien ga ik dan iets anders doen, of leg ik het accent meer op pianospelen. Als bepaalde dingen niet kunnen, is er altijd iets anders wat wél kan.’

Irna van der Wekke