
Corry van Straten deed onderzoek naar de geesteszorg in Den Haag van de middeleeuwen tot 1700. Het Dolhuys aan het Slijkeinde speelde een centrale rol, blijkt uit haar boek.
Corry van Straten was jarenlang geestelijk verzorger bij instellingen van de Parnassia Groep. Zij heeft heel minutieus onderzocht hoe mensen met psychiatrische problematiek vroeger werden opgevangen. Via oude kasboeken achterhaalde ze zelfs wat er op het menu stond, wat de zorg kostte en hoe de denkbeelden over verzorging en genezing veranderden.
Door al die details loop je zo het Den Haag van de zestiende en zeventiende eeuw binnen. De rol van de diaconie van de Nederduits-gereformeerde kerk bij de opvang van armen was groot. In herbergen hingen collectebussen voor giften om het Dolhuys te ondersteunen. De gemeenschap gaf gul. Van Straten ontdekte dat er een hecht netwerk was voor hulp aan mensen met afwijkend gedrag. Ze rekent af met vooroordelen, als zou deze groep aan haar lot zijn overgelaten.
Het Dolhuys was een bijzondere gemeenschap, want in de zalen verbleven ook veel pestlijders. Den Haag werd vanaf de middeleeuwen geregeld getroffen door de zwarte dood. Er stierven zoveel mensen dat kerken in het centrum kampten met een tekort aan begraafplaatsen. Van Straten beschrijft de rekeningen voor de doodskisten en voor de ‘grafbidders’; de mensen die bij een teraardebestelling een gebed voordroegen.
Het zijn de details die het boek kleur geven, zoals die over de maaltijden. Hutspot was in de zeventiende eeuw de nationale stoofschotel met vlees, groenten, boter en specerijen. Witte bonen met gehakt schapenvlees was een lekkernij en vis (want goedkoop) stond geregeld op het menu. ‘Binnenmoeder’ Neeltje Huijgen ontving hiervoor vier pond per week. ‘Achter elke naam een wereld vol wanhoop, angst en verdriet’, aldus de auteur.
Hans Hemmes
Corry van Straten, Van Kapel tot Dolhuys: Haagse geesteszorg vanaf de Middeleeuwen tot 1700. De Nieuwe Haagsche, 2021. ISBN 9789460101021; 312 pagina’s; € 22,95.