Na de feestdagen van december is het in januari ineens stil. Kerstbomen worden opgeruimd, de lichtjes in de straten verdwijnen, we gaan weer back to normal: het leven wordt saai zonder al die drukte.
In de natuur trekt alles zich terug. Er zijn weinig vogelgeluiden, geen kruidige geuren, er is geen overdaad aan kleur, geen blad aan de bomen. Dieren zijn in winterslaap. De natuur lijkt dood, maar dat is schijn. In de aarde wachten de zaadjes tot zij in het voorjaar in geur en kleur volledig kunnen bloeien. Ze geven ons het goede voorbeeld, kennen het ritme van groeien, bloeien, sterven en wachten.
De tekst uit Prediker 3 heeft dezelfde boodschap: ‘Alles heeft zijn uur, alle dingen onder de hemel hebben hun tijd. Er is een tijd om te baren en een tijd om te sterven, (…) een tijd om te rouwen en een tijd om te dansen…’ Je kunt niet altijd feestvieren en slingers ophangen.
Het leven moet zijn als de ademhaling: adem in, adem uit, rust. Als we dat ritme niet hebben, sterven we. Januari is het moment van de rust na de uitademing, van de winterse verstilling. Tijd om te reflecteren of juist niet: tijd om je gedachten als herfstblaadjes van de boom te laten waaien. Tijd voor niets. Maar ook dat ‘niets’ van een mens is schijn. Voor je uit staren lijkt op nietsdoen, maar is een gezonde vorm van dagdromen.
Met de voortdurende nadruk in onze samenleving op het leveren van prestaties en economische groei doen we niets anders dan zonder pauze inademen. Overbelaste verpleegkundigen op de ic’s bezwijken onder de niet aflatende druk die het gevolg is van keuzes die ze niet zelf hebben gemaakt. De natuur weet wel beter. Prediker houdt ons een stopbord voor. Laten we daarom de rust van de stille januarimaand koesteren! De winter is de kraamkamer van de bloei.
Greet Kappers