Regelmatig hoor je, vanuit de politiek en de gezondheidszorg, hoe mooi en uniek ons stelsel van huisartsenzorg is. Dicht bij de mensen, met een duidelijke signaleringsfunctie en ook belangrijk als het erom gaat dat specialistische zorg terechtkomt bij de mensen die het nodig hebben. Ik heb dan ook heel goede ervaringen met huisartsen. Toen ik een jong gezin had, kwam de dokter regelmatig over de vloer. Een kind kreeg de bof, een ander viel van de trap of fietste tegen een lantaarnpaal. Zelf aan de rand van een burn-out, net voor alle kerstvieringen, zei mijn huisarts streng: ‘Direct stoppen; je belt het kerkelijk bureau maar dat ik gezegd heb dat je ziek bent!’
Toen de kinderen waren uitgevlogen hadden we de huisarts niet meer zo hard nodig, maar het voelt goed dat er iemand is bij wie je terechtkunt. Onze verhuizing van Utrecht naar Den Haag, aan het begin van deze eeuw, confronteerde ons met een tot dan toe onbekend probleem: alle praktijken van huisartsen in de buurt zaten vol! Aan de lange Laan van Meerdervoort het ene bordje na het andere – ‘parkeren arts’ –, maar wij pasten er niet meer bij. Gelukkig waren er in mijn gemeente nogal wat leden met netwerkjes, zodat we na maanden genadig onderdak kregen bij een praktijk. Het bleek ook nog een lot uit de loterij, want we hadden de dokter op een gegeven moment vaker nodig dan ons lief was. Na weer een verhuizing kwamen we bij een groepspraktijk. Aardige mensen, maar de zeldzame keren dat je tóch maar gaat, tref je net niet je ‘eigen’ arts.
Toen kwam er een bordje in de wachtkamer te hangen dat je tien minuten had om één klacht ter sprake te brengen. Genoeg voor een recept voor de oogontsteking, maar even praten over spanning op het werk, vergeet het. In de groepspraktijk ontstond onenigheid – dokters zijn net mensen – en onze huisarts vertrok. En nog één. We vonden een andere groepspraktijk, waar ik in vijf jaar zo’n twee keer kwam. Wat is gezond zijn toch een godsgeschenk! Toen kregen we bericht dat enkele artsen vertrokken waren en we weer zonder huisarts zaten. Met het ouder worden krijg je een pijntje hier, pijntje daar. Toch maar naar de dokter? Als het niets is, denken ze dat ik een zeur ben.
Inmiddels is de groepspraktijk gemoderniseerd. Ik kan via de website contact opnemen en krijg dan een telefonisch consult met een assistent van de dokter. Die maakt uit of er in de spreekkamer ruimte voor mij is. Maar nog steeds heb ik geen ‘eigen’ dokter. Ik zou hem of haar best eens naar mijn pijnlijke handen willen laten kijken. Maar een gesprek met iemand die mij kent over ‘later’, mijn gedachten en twijfels over ‘voltooid leven’, zit dat er nog in? Momenteel staat de zorg hoog op de politieke agenda. Maar huisartsen, onze poortwachters, worden steeds zwaarder belast. Zij kunnen er ook wel kleine, chirurgische ingrepen bij doen, wordt gezegd. Het is waar, huisartsen zijn alleskunners. Maar hopelijk zijn er straks nog vijf minuten voor me over bij een dokter die mijn naam kent.