Trouw tot aan de dood
Het verhaal van de kruisdood en opstanding van Jezus heeft een centrale rol in de christelijke traditie. Toch heeft het ook al vanaf het begin veel vragen opgeroepen. Hoe kon Jezus opstaan uit de dood? Of is hij misschien helemaal niet gestorven?
‘Jezus Christus, en die gekruisigd’. Deze wat geheimzinnige formulering vormt in de NBG-vertaling uit 1951 Paulus’ samenvatting van zijn evangelieverkondiging (1 Korinthe 2,2). In de Nieuwe Bijbelvertaling van 2004, en ook in de versie van 2021, werd dat ‘Jezus Christus – de gekruisigde’. Met Goede Vrijdag gedenkt de kerk de dood van Jezus aan het kruis. Voor Paulus en zijn tijdgenoten was Jezus’ dood van groot belang. Paulus ziet het sterven van Jezus als een heilsgebeurtenis. Zijn dood zet de verhouding tussen God en mens recht. Toch is al in de vroege kerk betwist of Jezus wel echt gestorven was. Een opstanding uit de dood, dat kan toch helemaal niet? Is dan niet de meest voor de hand liggende verklaring dat de opgestane Heer helemaal nooit gestorven was? Wat ook vanaf de tweede eeuw een populaire theorie was, is de gedachte dat Jezus een zó goddelijke figuur was dat hij helemaal geen echt lichaam had. Hij zou een God in mensengedaante geweest zijn, die in een schijnlichaam op aarde kwam.
‘Al in de vroege kerk betwistte men of Jezus echt gestorven was’
Schijnlichaam
De groep die van Jezus vond dat hij een schijnlichaam had gehad en dus ook helemaal niet echt gestorven kan zijn, staat bekend onder de naam ‘docetisten’. Het woord is afgeleid van het Griekse werkwoord dokein, dat ‘schijnen’ of ‘lijken’ betekent. Jezus leek dus een mens, maar was er geen, aldus deze vroege christenen.
Het is tegen de achtergrond van het optreden van deze en andere groepen dat de vroege kerk de oudste credo’s van de christenheid formuleerde. In het concilie van Nicea (325) is vastgelegd hoe de orthodoxe visie op Christus zou moeten luiden. Naar het schijnt is dit concilie op initiatief van keizer Constantijn de Grote belegd. Hij zou de bisschoppen hebben meegegeven dat ze voor eens en voor altijd moesten bepalen hoe het nou zat met Christus. De geloofsbelijdenis die daar is opgesteld, is later nog aangepast in het concilie van Constantinopel (381) en is richtinggevend geworden voor hoe de christenheid naar Christus kijkt. Tegen de achtergrond van docetisten en anderen die de lichamelijkheid van Christus ontkenden, krijgen de woorden van deze belijdenis reliëf. Over Jezus Christus spreekt deze belijdenis het volgende uit:
(Wij geloven) in één Heer, Jezus Christus,
eniggeboren Zoon van God,
vóór alle tijden geboren uit de Vader.
God uit God, licht uit licht, ware God uit de ware God.
Geboren, niet geschapen, één in wezen met de Vader,
en door wie alles geschapen is.
Hij is voor ons, mensen, en omwille van ons heil uit de hemel neergedaald.
Hij heeft het vlees aangenomen door de heilige Geest uit de Maagd Maria
en is mens geworden.
Hij werd voor ons gekruisigd,
Hij heeft geleden onder Pontius Pilatus en is begraven.
Hij is verrezen op de derde dag, volgens de Schriften.
Niks geen schijnlichaam dus. Waarlijk God en waarlijk mens. Jezus heeft als mens geleefd en hij is gekruisigd. De kruisiging was een vorm van executie die de Romeinen graag inzetten om opstandelingen en misdadigers te doden. Het was zonder twijfel een van de vreselijkste vormen van marteling die ooit door mensen is bedacht. Met grote metalen pennen werd de gevangene vastgespijkerd aan zijn polsen en enkels. Vervolgens lieten de beulen de gekruisigde hangen tot hij dood was. Dood door uitputting, door extreme pijn, door dorst, en vooral, door verstikking.
Actief
In het Bijbelboek Marcus komt in de beschrijving van het sterven van Jezus een klein, maar belangrijk detail voor. ‘Nadat Jezus luid geroepen had, blies Hij de laatste adem uit’, zo luidt Marcus 15,37. Dit detail is zo belangrijk, omdat Marcus hiermee onderstreept dat Jezus niet passief sterft, maar actief zijn leven geeft. Fysiologisch is de vraag of het kan, maar dat is nu niet aan de orde. Marcus laat Jezus actief ‘zijn leven geven als losprijs voor velen’ (10,45).
Hoe zit het dan met de betekenis van dat sterven van Jezus? De traditionele theologische term die ervoor gebruikt wordt, is het woord ‘verzoening’. Door trouw te blijven aan God tot aan de dood heeft Jezus een voorbeeld neergezet. Hij heeft tot aan de dood voorgeleefd dat liefde voor God én de naaste het belangrijkste is in het leven. Zo brengt zijn sterven verzoening: het effent de relatie tussen God en mens. De opstanding is zo te zien als uitroepteken achter deze trouw tot aan de dood.
Bert Jan Lietaert Peerbolte,
hoogleraar Nieuwe Testament aan de Vrije Universiteit Amsterdam