Er zijn parallellen tussen onze grenzen en onze harten
Dit voorjaar was Derk Stegeman met enkele anderen in Bosnië, waar ze vluchtelingen bezochten die stuklopen op de grenzen van Europa. De aanzet voor de reis was de vraag hoe we als kerken omgaan met wat er aan onze grenzen gebeurt. De reis maakte veel indruk op hem. Al eerder kreeg hij de vraag om er in Kerk in Den Haag over te schrijven, maar dat had tijd nodig. Nu deelt hij zijn ervaringen, indrukken en gedachten.Het had de grens tussen Polen en Wit-Rusland kunnen zijn, of het strand van Lesbos, de zee bij Lampedusa of de golven voor de kust van Calais. Allemaal grensplekken, waar mensen de dood in worden geduwd. Ditmaal was het Bosnië, dat met zijn meest noordwestelijk gelegen punt diep in Kroatië steekt en daardoor dichter bij het Italiaanse Triëst ligt dan je zou denken. Ook van daaruit wagen talloze vluchtelingen steeds weer pogingen om de Europese Unie binnen te komen. Ook daar kun je meemaken hoe de Europese Unie ‘de dood accepteert als effectief antimigratie-instrument’, zoals de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties in 2018 signaleerde. Europa ervaart misschien een vluchtelingenprobleem, maar vluchtelingen hebben vooral een Europaprobleem.
Grenspolitie
Jonge mannen, gewond en kreupel geslagen door Europa’s grenswachten – we zoeken ze op in een half afgebouwd huis in Velika Kladuša en horen er hun verhalen over de Kroatische grenspolitie. Een ander groepje mannen bivakkeert in de bosjes even buiten Bihać; sommigen verblijven er al drie jaar in koude en hitte, nattigheid en modder. Er zijn er bij die al meer dan zes jaar lang onderweg zijn en die al meer dan twintig keer hebben geprobeerd Kroatië in te komen. Onder elkaar noemen ze het the game, en het is een feit dat ze vaak terug bij af zijn: steeds weer teruggezet, teruggegooid of teruggeslagen. Wij worden daarentegen gastvrij onthaald op heerlijke zelfgebakken omeletkoeken, gevuld met zoete aardappel. Of neem dat gezin uit Afghanistan: twee ouders die met hun vier kinderen tussen de 12 en 18 jaar (drie meiden en een jongen) bergketens overstaken, hun geld en zichzelf aan mensensmokkelaars toevertrouwden, in opvangkampen bij elkaar probeerden te blijven en in bosjes of verlaten huizen de nachten doorbrachten. Wat hebben ze wel niet meegemaakt? Welke offers hebben ze gebracht, welke pijn geleden?Naamloos
Onze grenzen worden hoger en harder. Europa voert een permanente grensoorlog tegen weerloze mensen die hier hun toevlucht zoeken, hier een leven willen opbouwen. Hard is het geweld tegen weerloze mensen die kind van God zijn, broeders en zusters in de gemeenschap van mensen. ‘Ik druk ze op het hart dat ze in elk geval hun naam bij zich dragen’, zegt Sanela Lipirica. In Sarajevo vangt zij met hulp van vrijwilligers vluchtelingen op, geeft hun les en advies en zo mogelijk ook werk voordat ze weer verder trekken. Op de begraafplaats van Bihać moet ik aan haar woorden terugdenken, als we bij de graven staan van de lichamen die naamloos zijn gevonden en daar begraven liggen. Game over.‘Welke offers hebben ze gebracht, welke pijn geleden?’Steeds meer raak ik ervan doordrongen hoe we als samenleving op een dood spoor zijn geraakt. We zijn ‘ouwe Europeeërs’ geworden, ‘in gestaalde hersenen – gekerkerd’. Met stalen greep sluiten wij de grenzen en hoe langer en harder we dat doen, hoe meer ten dode de weg is die wij gaan. Gekerkerd klampen we ons vast aan zekerheden, die we als verworvenheden zijn gaan zien: een eigen huis, een goed pensioen, kwalitatief onderwijs en gezondheidszorg op niveau. Gekerkerd en vastgeklampt ontglipt ons de kunst van geven en ontvangen, vergeten we het gebaar van de open hand die van loslaten weet, geven en groeten kan, zegenen en zwaaien. Er zijn duidelijke parallellen tussen onze grenzen en onze harten. Als we de muren aan onze grenzen verhogen, verharden zich onze harten. Als we ons aan het eigene vastklampen, sluiten we de ander, de vreemde buiten. Zo vervreemden we ons van onszelf, van wie we als mensen ten diepste zijn: kinderen van God, geroepen om elkaar tot broeder en zuster te zijn, verantwoordelijk voor elkaar en genietend van elkaar. Zouden we nog wel nieuwe mensen kunnen worden? Vaak moest ik in Bosnië aan het gedicht van Huub Oosterhuis denken: