‘Het is ellendig, maar zelfs atoombewapening is nu nodig’

0
507

Zegt schrijver, activist en oud-politicus Roel van Duijn

Ruim zestig jaar geleden organiseerde Roel van Duijn in Den Haag zijn eerste demonstratie tegen de atoombom. Het was het begin van zijn politieke werk en zijn activiteit als ‘wereldmens’, zoals hij zichzelf typeert. Hoe kijkt hij terug op die eerste demonstratie en hoe denkt hij over de huidige oorlog in Oekraïne?

Op 10 november 1961 hield Roel van Duijn met een paar vrienden een ‘sitdown-actie’ tegen de atoombom, wat ervoor zorgde dat hij van school werd gestuurd. Tijdens een telefoongesprek eind juli zegt Van Duijn hierover: ‘Ik kijk er aan de ene kant met trots op terug hoe wij als jonge jongens politiek ontwaakten en op zo’n idee kwamen. Wij voelden dat er in de wereld iets aan de hand was en voelden verantwoordelijkheid om iets te doen. Tegelijkertijd zorgt het voor melancholie. Waar wij toen voor opkwamen – atoomontwapening – lijkt nu een verkeken kans. Het is er niet van gekomen; de machthebbers zijn doorgegaan.’

Was hij indertijd naïef? Dat vindt hij niet: ‘Het demonstreren tegen de atoombom was in die tijd nog niet geheel van realisme ontbloot. Er waren twee wereldmachten die met atoombommen tegenover elkaar stonden. Ze hadden met elkaar kunnen afspreken: weet je wat, we kappen ermee. Dat is helaas niet gebeurd. Nu is het allemaal veel moeilijker: er zijn op zijn minst twaalf landen die atoombommen hebben en er staan er nog heel wat te dringen om ze te krijgen.’

Wereldmens

Die eerste demonstratie had veel invloed op Van Duijns leven: ‘Het was het begin van mijn politieke werk en mijn activiteit als wereldmens. Toen ik van school werd gestuurd dacht ik: als de wereld iemand straft omdat hij voor de vrede opkomt, zit de maatschappij verkeerd in elkaar. Het verlangen naar vrede is een gezond menselijk verlangen en het is idioot dat je daarom gestraft wordt. Toen ben ik begonnen met Provo en daarna de Kabouterbeweging.’ Voor beide bewegingen zat Van Duijn in de gemeenteraad van Amsterdam en later werd hij er wethouder namens de PPR. Momenteel staat de bijna tachtigjarige Van Duijn in een andere verhouding tot het vraagstuk van oorlog en vrede: ‘Het is altijd goed om voor de vrede op te komen, maar nu hebben we te maken met een dictator die zijn wil met geweld aan Europa wil opleggen. We moeten ons verdedigen en je kunt er niet van afzien om wapens te gebruiken. De rechtvaardige strijd tegen Hitler had ook niet zonder wapens gewonnen kunnen worden. Daar staan we nu ook voor. Ik vind het ellendig, maar zelfs atoombewapening is daarvoor nodig. Poetin deinst niet terug als hij geen atoomwapens ziet. Oekraïne heeft in 1994 zijn atoomwapens afgestaan aan Rusland. Was dat niet gebeurd, dan had Poetin de huidige oorlog waarschijnlijk niet aangedurfd.’

Bewustzijn

Op zijn Facebookpagina schrijft Van Duijn veel over Rusland en de oorlog in Oekraïne. Het valt hem op dat de belangstelling daarvoor weer lijkt weg te ebben. ‘Ik wil er graag met anderen over praten wat we kunnen doen om Poetins plannen te verijdelen, maar veel mensen hebben daar helemaal geen zin in. Ze denken eerder: hoe krijgen we de benzineprijzen weer omlaag? Nu begrijp ik goed dat mensen problemen krijgen door de hoge prijzen, maar we moeten wel iets aan de oorzaken doen. Die liggen bij het dictatoriale geweld, bij de oorlog die Poetin begonnen is.’ Maar wat kunnen gewone burgers dan doen? ‘Van alles’, vindt Van Duijn. ‘Alles begint bij bewustzijn, erbij betrokken zijn. Oekraïne heeft nu op alle punten gebrek en heeft hulp nodig om het land weer op te bouwen en de strijd te kunnen volhouden. Rusland heeft bijvoorbeeld sinds een paar maanden in de atoomcentrale van het Oekraïense Zaporizja raketten en kanonnen ondergebracht. Van daaruit vuren ze op Oekraïne, die natuurlijk niet kan terugvuren omdat de atoomcentrale dan ontploft en ze hun eigen land kapotmaken. Dat zijn perverse oorlogsstreken die bestreden moeten worden. Ik denk dat gewone burgers daarin ook een rol kunnen spelen, door bijvoorbeeld brieven te schrijven naar de IAEA, de internationale organisatie die erop moet toezien dat atoomcentrales veilig beheerd worden. Dat is niet alleen een zaak van politici.’

Irna van der Wekke