Mijn vriend, wis- en natuurkundige, plaatste een nieuwe batterij in mijn brandalarm. Toen we spraken over boodschappen van mensen die overleden zijn, zei hij: ‘Nou, het lijkt mij logischer dat ik iets met het brandalarm zou doen.’ Zes weken later overleed hij. De dag na zijn overlijden stond ik onder de douche en hoorde gepiep. Het bleek het brandalarm te zijn, dat aangaf dat de batterij op was. Ik twijfelde en liet de batterij testen: die bleek gewoon nog vol te zijn. Het was een teken van hem aan mij dat hij er nog was.
Een andere ervaring had ik tijdens een reis met de tennisclub. Ik deelde een kamer met Anneke, van wie de moeder terminaal ziek was. Midden in de nacht werd ik wakker en begreep ik uit een woordeloze communicatie: ‘Zeg maar tegen Anneke dat het goed met mij is.’ De volgende ochtend werd Anneke aan de telefoon geroepen en kreeg zij te horen dat haar moeder die nacht overleden was.
Omdat ik zelf een bijna-doodervaring heb gehad, is het voor mij geen geloof maar een zeker weten dat het leven na de dood niet ophoudt.
Machteld