In het Oranjehotel overheerst de beklemming

0
272

Getuigenissen van isolement en wanhoop

In het Oranjehotel zette de Duitse bezetter rond de vijfentwintigduizend verzetsstrijders, communisten, Joden, zwarthandelaren en andere vijanden van het naziregime vast. Als Nationaal Monument en museum verkondigt de voormalige Scheveningse gevangenis nu de boodschap van vrijheid en verdraagzaamheid.

Er hangt nog altijd een stille beklemming in en om het beruchte Oranjehotel. De blauwe lucht boven de gevangenismuur, overvliegende vogels en wuivend helmgras op het buitenterrein benadrukken het isolement en de wanhoop waar de gevangenen aan ten prooi moeten zijn gevallen. Binnen slagen filmpjes, gesproken fragmenten, foto’s, documenten en gebruiksvoorwerpen er verrassend goed in de sfeer van weleer op te roepen. Zo vertelt Gerrit Koele (1923-2019) voor de camera over zijn gevangenschap. Hij zat in de trein en werd opgepakt, schijnbaar zonder aanleiding. Het bleek dat de bezetter hem ervan verdacht naar Engeland te willen vluchten. Koele kwam terecht in het Scheveningse ‘hotel’ en ontsnapte na honderddrieënvijftig dagen tijdens een transport naar Duitsland. De voormalige boerenknecht doet zijn relaas tamelijk laconiek, tot het hem uiteindelijk te machtig wordt. ‘Dat nooit meer’, brengt hij uit, voordat de emotie de overhand krijgt.

Galgenhumor

De naargeestige plek die de nazi’s gebruikten om ‘ongewenste elementen’ op te bergen en af te voeren, werd in de volksmond ‘Oranjehotel’ genoemd. De galgenhumor was ongetwijfeld een poging om de werkelijkheid wat te verzachten. Het Oranjehotel had alles in huis om het leven van zijn ‘gasten’ tot een kwelling te maken. Cellen van amper zes vierkante meter in oppervlakte, vaak bezet door meerdere gevangenen. Vijfhonderd van deze cellen verdeeld over zeven gangen, slechts drie badcellen, tien verhoorkamers, drie verduisterde strafcellen. Koolsoep en vier sneetjes surrogaatbrood per dag, iedere twee weken vijf minuten douchen. Onvoorspelbaar personeel, niet zelden sadistisch en wreed. Kou, eenzaamheid, verveling, angst.

‘Het personeel was vaak sadistisch en onvoorspelbaar’

  Sommige getuigenissen zijn bloedstollend in hun achteloosheid. De stemacteur die een in de vuile was naar buiten gesmokkeld briefje van Arij Kop aan zijn vrouw voorleest, doet het ‘Men sloeg mij zo dat ik steeds neertolde’ haast tragikomisch klinken. ‘De verschillende vlekken op mijn overhemd zullen je wel te denken geven’, schreef de verzekeringsagent, die zijn verzetsdaden na een verblijf van 112 dagen met de dood bekocht. Soldaten leidden Kop door ‘het poortje’ naar de Waalsdorpervlakte, waar de terdoodveroordeelden het vuurpeloton in de ogen keken. Arij Kop was een van de gefusilleerden over wie Jan Campert het beroemde gedicht ‘Het lied der achttien dooden’ schreef. Het hangt in de toenmalige corridor des doods, die door het museum is gehandhaafd. Het met bloed bevlekte horloge van communist Herman Holstege, die zijn einde vond in cel 712, dook op tussen zijn nagelaten bezittingen. Holsteges kleding was gereinigd, het uurwerk blijkbaar aan de aandacht van zijn beulen ontsnapt. Het codebericht dat Frits van der Schrieck in onmogelijk kriebelschrift naar zijn dierbaren stuurde en dat pas onlangs op verzoek van de familie door de AIVD is ontcijferd. De talloze brieven, tekeningen, herinneringen in een of andere vorm. Het is gedocumenteerd, het bleef bewaard. Het kán niet voor niets geweest zijn.  

Matthijs Termeer  

Oranjehotel.nl

Bijschrift foto:
Het Oranjehotel had alles in huis om het leven van zijn ‘gasten’ tot een kwelling te maken.

fotograaf: Arjan de Jager